Het mandaat van de Bijzondere Parlementaire Commissie over het Belgisch koloniaal verleden liep oorspronkelijk tot juli 2021. Vorige maand werd haar mandaat voor een tweede en laatste keer verlengd tot december 2022. Deze herhaalde verlengingen zijn een welkome erkenning dat de voldoende tijd moet worden gegeven aan de commissie om haar ambitieuze mandaat te voltooien. De commissie heeft niet alleen de opdracht om de koloniale acties van België in de DRC, Rwanda en Burundi te onderzoeken, maar ook om de structurele langetermijn impact van deze acties te evalueren en voorstellen te doen over hoe dit moet worden aangepakt. De ondertekenaars van dit perscommuniqué vrezen echter dat de sluiting van de commissie slechts twee en een half jaar na haar oprichting haar niet in staat zullen stellen om haar mandaat op bevredigende wijze te vervullen: het bestuderen van het Belgisch koloniaal en maatregelen voorstellen om genoegdoening te bieden voor de ernstige misdaden die tijdens het kolonialisme zijn gepleegd en voor de bijvende impact van het kolonialisme in de hedendaagse samenleving.
Om doeltreffend en legitiem te zijn moeten processen van ‘transitional justice’, zoals waarheidscommissies en onderzoekscommissies, aan bepaalde criteria voldoen. Van bijzonder belang is de noodzaak van participatieve processen. De commissie heeft openbare hoorzittingen georganiseerd waarbij een verscheidenheid aan academici, beleidsmakers en actoren uit het maatschappelijk middenveld (waaronder twee sessies specifiek met diaspora-organisaties) de mogelijkheid heeft gekregen om te getuigen en hun deskundigheid over specifieke kwesties te delen. Een gebrek aan tijd en middelen heeft echter verdere publieke zichtbaarheid en doeltreffendheid van het participatieproces van de commissie beperkt.
We betreuren het gebrek aan een uitgebreide communicatie en outreach strategie van de commissie gedurende haar werkzaamheden. De commissie heeft geen speciaal communicatieteam opgericht en slechts een handvol commissie leden communiceert publiekelijk over haar werkzaamheden. Enkele commissie leden hebben zich zelfs publiekelijk negatief uitgedrukt over de noodzaak om het koloniale verleden aan te pakken. Hoewel informatie over de werkmethodes en hoorzittingen van de commissie beschikbaar zijn op de website van het federale parlement, stellen de ondertekenaars vast dat de activiteiten van de commissie grotendeels onder de radar blijven in de Belgische samenleving, en zelfs onzichtbaar zijn in de DRC, Burundi en Rwanda.
Sinds haar ontstaan, heeft de commissie ook slechts beperkte middelen gehad om de bevolking in België, de DRC, Burundi en Rwanda op grotere schaal te bevragen. Bijgevolg zijn de werkzaamheden van de commissie losgekoppeld gebleven van de opvattingen van de bevolkingen over wat een zinvolle omgang met het koloniale verleden zou kunnen inhouden. In het bijzonder heeft de commissie tot dusver weinig rechtstreekse contacten gehad met de DRC, Burundi en Rwanda. De ondertekenaars verwelkomen dan ook de, nog niet bevestigde, plannen van de commissie om naar de regio af te reizen. Een dergelijke missie zou ernaar moeten streven zowel staatsvertegenwoordigers als actoren van het maatschappelijk middenveld in de drie landen te ontmoeten. Ook zou aan alle belanghebbenden partijen om de mogelijkheid moeten worden geboden om een schriftelijk verklaring bij de commissie in te dienen. Bovendien zou de delegatie van de commissie een dergelijk bezoek kunnen aangrijpen om na te denken over mogelijke pistes voor toekomstige transnationale initiatieven tussen de vier landen om het koloniaal verleden aan te pakken.
De ondertekenaars doen voorts een beroep op de commissie om zichzelf de nodige middelen en tijd te geven om de twee nog openstaande en tevens politiek gevoelige kwesties, namelijk herstelmaatregelen en het verband tussen kolonialisme, hedendaags racisme en postkoloniaal onrecht (openbare hoorzittingen over deze kwesties zijn voor de zomer gepland), op een uitvoerige en geloofwaardige manier te behandelen.
Hoewel de erkenning van de aard en de gevolgen van het Belgisch kolonialisme een belangrijk resultaat van het werk van de commissie zou zijn, moet dit gepaard gaan met concrete voorstellen voor een alomvattende agenda voor herstelrecht. Daarnaast zou de commissie ook voorstellen moeten maken voor bijkomende maatregelen of mechanismen die de beperkte draagwijdte van de bijzondere parlementaire commissie kunnen aanvullen. Een belangrijke nalatenschap waar de bijzondere parlementaire commissie naar moet streven is niet het afsluiten van het debat over het Belgisch kolonialisme, maar het openen van de deur voor verdere engagementen, door alle betrokken belanghebbende, om het Belgisch koloniaal op een omvattende manier te verwerken.