Burgerlijke ruimte in Tanzania en Oeganda: Een aanpak voor beslechting van geschillen van algemeen belang

OegandaTanzania, de Verenigde RepubliekBurgerlijke RuimteEconomische, sociale en culturele rechtenInternationale JustitieJuridische bijstandNewsVrijheid van meningsuiting

ASF voert sinds 2022 een regionaal project uit in Oeganda en Tanzania dat de beslechting van geschillen van algemeen belang inzet als middel om positieve hervormingen te promoten op het vlak van burgerlijke ruimte en burgerlijke vrijheden.

In Tanzania werkte ASF samen met het Center for Strategic Litigation (CSL) om wetten die het recht op vrije meningsuiting belemmeren te identificeren en aan te vechten in nationale en regionale rechtbanken.

Onder het presidentschap van Magu¬fuli werden veel wetten uitgevaardigd die de vrijheid van meningsuiting beperken. Hoewel de machtsovername door Samia Suluhu Hassan wees op een zekere uitbreiding van de burgerlijke ruimte zijn veel van die wetten nog steeds van kracht en kunnen ze dus worden uitgevoerd, zolang ze niet worden herroepen. De eerste zaak in het kader van dit project werd bij het Oost-Afrikaanse Hof van Justitie (EACJ; African Court of Justice) ingediend door CSL om bepaalde onderdelen van de National Arts Council Act aan te vechten zodat die in overeenstemming zouden worden gebracht met de internationale normen voor artistieke vrijheid en vrijheid van meningsuiting.

Het EACJ is het gerechtelijk orgaan van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, in 1999 opgericht door het Verdrag tot oprichting van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap. Het EACJ onderscheidt zich van andere regionale of internationale rechtbanken (waaronder de Afrikaanse Commissie en het Hof voor de Rechten van de Mens), doordat er geen wettelijke eis is voor uitputting van lokale rechtsmiddelen, wat zeer voordelig is voor de aanklagers. Om naar de rechtbank te stappen zijn de partijen daarentegen wel beperkt door een verjaringstermijn van twee maanden, die begint vanaf de handeling of beslissing die de bepalingen van het Verdrag zou kunnen schenden. Specifieke mensenrechtenbepalingen zijn niet opgenomen in het Verdrag. De meeste mensenrechtenzaken worden aanhangig gemaakt op grond van de fundamentele principes zoals die worden gestipuleerd in artikel 6(d) en 7(2) van het EAC-Verdrag, namelijk de beginselen van goed bestuur, democratie en de rechtsstaat.

Wat de vrijheid van meningsuiting voor kunstenaars in Tanzania betreft, toont een recent rapport over artistieke vrijheid dat Culture and Development East Africa publiceerde, aan dat ze in hun mogelijkheden om kunst te uiten beperkt worden door politieke inmenging, cultureel protectionisme en repressieve wet- en regelgeving. Het is in Tanzania niet ongebruikelijk dat regelgevende overheidsinstanties, zoals de National Arts Council (NAC) en de Tanzania Communications Regulatory Authority (TCRA), kunstwerken verbieden of dat kunstenaars worden gearresteerd op grond van het twijfelachtige argument dat hun werk de regering ondermijnt. Zo werd Sifa Bajune, een gospelmuzikante, in september 2023 opgepakt, na het uitbrengen van haar lied “Tanzania inaeleka wapi” (“Waar gaat Tanzania naartoe”), waarvan de TCRA had opgedragen het van onlineplatforms te verwijderen omdat het aanstootgevende inhoud tegen de regering zou bevatten. Een ander voorbeeld is dat van de wereldberoemde artiest Diamond Platinumz, wiens videoclip van het lied “Mtasubiri” door de NAC van zowel de mainstream als de sociale media werd verbannen, omdat het “godslasterlijk” zou zijn.

De NAC (Baraza la Sanaa la Taifa – BASATA in het Swahili) is de overheidsinstantie die het mandaat heeft om artistieke werken in Tanzania te reguleren. De NAC werd oorspronkelijk opgericht onder de National Arts Act van 1984 met de verantwoordelijkheid om “de ontwikkeling en productie van artistieke werken in Tanzania te bevorderen”, maar haar bevoegdheden werden in 2019 uitgebreid met het recht om “kunstwerken die in strijd met het Verdrag en andere relevante wetten worden geproduceerd, tentoongesteld of bewaard, te beoordelen, inspecteren, in beslag te nemen, op te schorten of te vernietigen”. Deze ruime bevoegdheden hebben BASATA in staat gesteld om de vrijheid van meningsuiting van kunstenaars in te perken, maar zijn nog nooit aangevochten in de rechtbank. De mogelijkheid om een zaak aanhangig te maken bij de EACJ deed zich voor in juli 2023, toen BASATA en TCRA het nummer “Amkeni” van de Tanzaniaanse artiest Emmanuel Elibariki, waarin zorgen over het bestuur in het land aan de orde worden gesteld, in de ban sloegen. De ban resulteerde in een verbod van het lied op sociale en reguliere media. In september 2023 heeft ASF CSL bijgestaan in het opstarten van een rechtszaak tegen de Tanzaniaanse overheid bij het EACJ.

In haar betwisting van de beslissing beweert CSL dat de acties van BASATA en de bepalingen van de NAC in strijd zijn met fundamentele principes zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC) en internationale mensenrechteninstrumenten. In deze zaak wordt kritisch gekeken naar de delicate balans binnen de EAC tussen nationale ethiek en belangen enerzijds en de bescherming van democratische principes, in het bijzonder vrijheid van meningsuiting en artistieke vrijheid, anderzijds. CSL vroeg de rechtbank om te verklaren dat Tanzania de EAC en de internationale mensenrechtenverdragen heeft geschonden, om de onmiddellijke opheffing van het uitzendverbod op het lied te bevelen en om relevante onderdelen van de National Arts Council Act te wijzigen zodat die in overeenstemming komt met de internationale standaarden van artistieke vrijheid en vrijheid van meningsuiting. Als het hof besluit om de argumenten van CSL te honoreren, zou de uitspraak het landschap van artistieke expressie in de regio kunnen veranderen.

In haar betwisting van de beslissing beweert CSL dat de acties van BASATA en de bepalingen van de NAC in strijd zijn met fundamentele principes zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC) en internationale mensenrechteninstrumenten. In deze zaak wordt kritisch gekeken naar de delicate balans binnen de EAC tussen nationale ethiek en belangen enerzijds en de bescherming van democratische principes, in het bijzonder vrijheid van meningsuiting en artistieke vrijheid, anderzijds. CSL vroeg de rechtbank om te verklaren dat Tanzania de EAC en de internationale mensenrechtenverdragen heeft geschonden, om de onmiddellijke opheffing van het uitzendverbod op het lied te bevelen en om relevante onderdelen van de National Arts Council Act te wijzigen zodat die in overeenstemming komt met de internationale standaarden van artistieke vrijheid en vrijheid van meningsuiting. Als het hof besluit om de argumenten van CSL te honoreren, zou de uitspraak het landschap van artistieke expressie in de regio kunnen veranderen.

Via dit project identificeerden ASF en CSL ook andere wetgevingen in Tanzania die de vrijheid van meningsuiting belemmeren. Dit resulteerde in een constitutioneel verzoekschrift van CSL om de Electronic and Postal Communications (Online Content) Regulations (2020) samen met de amendementen van 2022 aan te vechten voor het Hooggerechtshof van de Republiek Tanzania. Deze wet reguleert online-inhoud en geeft de Tanzania Communication Regulatory Authority (TCRA) ruime bevoegdheden om licenties vooraanbieders van online-inhoud te verstrekken, op te schorten en in te trekken.Het verzoekschrift wil die uitgebreide bevoegdheden beperken en de bepalingen in de wet die censuur ondersteunen aanpakken.

In haar verzoekschrift stelt CSL dat de NAC de vrijheid van meningsuiting op ongerechtvaardigde wijze beperkt door een licentie te vereisen voor het aanbieden van onlinemediadiensten. Deze beperking van wie online informatie mag verspreiden – met in bepaalde gevallen uitzonderingen voor reguliere media – is niet in overeenstemming met de grondwettelijke bepaling over vrijheid van meningsuiting. Nog restrictiever zijn de brede, dubbelzinnige en onuitvoerbare verplichtingen voor aanbieders van onlinecontentdiensten, die exorbitante vergoedingen moeten betalen voor het aanvragen en verlengen van licenties. De voorschriften geven de TCRA daarnaast ruime bevoegdheden om dergelijke licenties op te schorten of in te trekken, zonder waarborgen tegen misbruik. Deze bepalingen beperken niet alleen de vrijheid van meningsuiting, maar schenden ook het, eveneens door de grondwet beschermde, recht op werk, aangezien ze het inkomen kunnen beperken van mensen die van onlinewerk afhankelijk zijn en de hoge licentiekosten niet kunnen betalen.

In Oeganda zijn soortgelijke wetten uitgevaardigd om de vrijheid van meningsuiting te beknotten, in het bijzonder de persvrijheid. De wet op computermisbruik werd in oktober 2022 gewijzigd en perkte de toegang tot informatie voor journalisten verder in. Voordat de wet werd aangenomen, verschenen verschillende actoren voor de parlementaire sectorcommissies voor informatie, communicatie, technologie en nationale begeleiding – die de opdracht heeft om de publieke opinie over een bepaald wetsvoorstel te verzamelen – en drongen er bij de parlementsleden op aan om het wetsvoorstel niet aan te nemen, omdat het de pers- en mediavrijheden, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting en toegang tot informatie, sterk in het gedrang brengt.

Na de goedkeuring van de wet, steunde ASF Chapter Four (https://chapterfouruganda.org/) en andere NGO’s die verzoekschriften indienden om de wet, die vele problematische bepalingen bevatte, aan te vechten. De amendementen stellen het ongeoorloofd opnemen van een stem of video van een andere persoon strafbaar, zelfs als die persoon zich op een openbare plaats bevindt; ze stellen het delen van informatie over of met betrekking tot een andere persoon zonder zijn of haar toestemming strafbaar; ze stellen “ongevraagde informatie” strafbaar zonder te definiëren wat ongevraagde informatie is; ze classificeren “belachelijk maken, vernederen en kleineren” als “haatzaaien” en ze stellen het delen of doorgeven van “kwaadaardige informatie” strafbaar zonder te definiëren wat kwaadaardige informatie is. Deze breed gedefinieerde overtredingen, die zwaar bestraft worden – tot tien jaar gevangenisstraf voor sommigen – zijn op veel manieren repressief. Ze beperken journalisten en andere mediabeoefenaars in hun pogingen om informatie te verzamelen en beknotten onderzoeksjournalistiek.