Armoede strafbaar stellen in Noord-Afrika: een koloniaal overblijfsel dat blijft voortbestaan

MarokkoTunesiëDetentieEconomische, sociale en culturele rechtenVeiligheid en vrijheid

In Noord-Afrika is armoede niet alleen een sociale uitdaging: in veel gevallen wordt zij nog steeds behandeld als een overtreding. Een erfenis van koloniale strafwetboeken, de misdrijven van bedelarij, landloperij of informele handel brengen nog altijd duizenden mensen voor de politie of de rechtbanken in Tunesië, Marokko en Algerije. Deze wetten bestraffen geen criminele handelingen, maar een sociale toestand die wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde.

Sinds 2019 klinkt de kritiek steeds luider. Het Afrikaanse Hof voor de Rechten van de Mens heeft deze bepalingen in strijd bevonden met de fundamentele rechten. In Marokko pleit de Economische, Sociale en Milieuraad voor een herziening ervan. Ngo’s en onderzoekers hekelen ook repressieve politiepraktijken die erin bestaan de openbare ruimte te “zuiveren” door razzia’s op straatverkopers of daklozen, afhankelijk van de noden van imago of veiligheid.

Dit beleid weerspiegelt een veiligheidsgerichte opvatting van armoede, waarbij de arme wordt gezien als een “potentiële delinquent”. Daartegenover staat een meer structurele benadering, die steeds meer aanhang vindt, en die armoede beschouwt als het product van sociale ongelijkheden en pleit voor een antwoord gebaseerd op sociale bescherming en inclusie.

Zonder diepgaande hervormingen houdt de criminalisering van armoede een vicieuze cirkel in stand: toenemende marginalisering, wantrouwen tegenover de staat, overbelasting van rechtbanken en gevangenissen. Maar er is ook een dynamiek van verandering: de decriminalisering van armoede wint terrein in het publieke debat en zou de weg kunnen openen naar een socialer rechtssysteem dat de menselijke waardigheid respecteert.