Lawyering for Change 2022: Het programma met de sprekers is beschikbaar!

Meer informatie  Inschrijving

De inschrijving voor de internationale conferentie Lawyering for Change 2022 is geopend!

Het evenement, dat wordt georganiseerd door Advocaten Zonder Grenzen, vindt plaats op 12 en 13 oktober in het Internationaal Auditorium in Brussel

Wij zijn verheugd de internationale conferentie Lawyering for Change officieel te kunnen aankondigen. De conferentie zal plaatsvinden op 12 en 13 oktober 2022 in Brussel.

Lawyering for Change 2022 zal meer dan dertig sprekers uit verschillende landen en met uiteenlopende specialisaties samenbrengen, die hun deskundigheid en vooral hun praktijkervaringen zullen delen om licht te werpen op de uitdagingen waarmee de toegang tot gerechtigheid en de rechtsstaat vandaag worden geconfronteerd.

Bijzondere nadruk zal worden gelegd op het belang, in het licht van de hedendaagse uitdagingen, van het denken in termen van samenwerking, van het ontwikkelen van coalities tussen deze veelheid van actoren, van het creëren van netwerken en gemeenschappen voor het delen van kennis en samenwerking; en een plenaire zitting zal specifiek worden gewijd aan de rol van de digitale wereld in de strijd voor de mensenrechten.

We hopen u daar te zien !

Meer informatie  Inschrijving

Persbericht – Bijzondere parlementaire commissie Belgisch koloniaal verleden: Een sluiting in december 2022 zal haar niet toelaten haar mandaat te voltooien

Het mandaat van de Bijzondere Parlementaire Commissie over het Belgisch koloniaal verleden liep oorspronkelijk tot juli 2021. Vorige maand werd haar mandaat voor een tweede en laatste keer verlengd tot december 2022. Deze herhaalde verlengingen zijn een welkome erkenning dat de voldoende tijd moet worden gegeven aan de commissie om haar ambitieuze mandaat te voltooien. De commissie heeft niet alleen de opdracht om de koloniale acties van België in de DRC, Rwanda en Burundi te onderzoeken, maar ook om de structurele langetermijn impact van deze acties te evalueren en voorstellen te doen over hoe dit moet worden aangepakt. De ondertekenaars van dit perscommuniqué vrezen echter dat de sluiting van de commissie slechts twee en een half jaar na haar oprichting haar niet in staat zullen stellen om haar mandaat op bevredigende wijze te vervullen: het bestuderen van het Belgisch koloniaal en maatregelen voorstellen om genoegdoening te bieden voor de ernstige misdaden die tijdens het kolonialisme zijn gepleegd en voor de bijvende impact van het kolonialisme in de hedendaagse samenleving.

Om doeltreffend en legitiem te zijn moeten processen van ‘transitional justice’, zoals waarheidscommissies en onderzoekscommissies, aan bepaalde criteria voldoen. Van bijzonder belang is de noodzaak van participatieve processen. De commissie heeft openbare hoorzittingen georganiseerd waarbij een verscheidenheid aan academici, beleidsmakers en actoren uit het maatschappelijk middenveld (waaronder twee sessies specifiek met diaspora-organisaties) de mogelijkheid heeft gekregen om te getuigen en hun deskundigheid over specifieke kwesties te delen. Een gebrek aan tijd en middelen heeft echter verdere publieke zichtbaarheid en doeltreffendheid van het participatieproces van de commissie beperkt.

We betreuren het gebrek aan een uitgebreide communicatie en outreach strategie van de commissie gedurende haar werkzaamheden. De commissie heeft geen speciaal communicatieteam opgericht en slechts een handvol commissie leden communiceert publiekelijk over haar werkzaamheden. Enkele commissie leden hebben zich zelfs publiekelijk negatief uitgedrukt over de noodzaak om het koloniale verleden aan te pakken. Hoewel informatie over de werkmethodes en hoorzittingen van de commissie beschikbaar zijn op de website van het federale parlement, stellen de ondertekenaars vast dat de activiteiten van de commissie grotendeels onder de radar blijven in de Belgische samenleving, en zelfs onzichtbaar zijn in de DRC, Burundi en Rwanda.

Sinds haar ontstaan, heeft de commissie ook slechts beperkte middelen gehad om de bevolking in België, de DRC, Burundi en Rwanda op grotere schaal te bevragen. Bijgevolg zijn de werkzaamheden van de commissie losgekoppeld gebleven van de opvattingen van de bevolkingen over wat een zinvolle omgang met het koloniale verleden zou kunnen inhouden. In het bijzonder heeft de commissie tot dusver weinig rechtstreekse contacten gehad met de DRC, Burundi en Rwanda. De ondertekenaars verwelkomen dan ook de, nog niet bevestigde, plannen van de commissie om naar de regio af te reizen. Een dergelijke missie zou ernaar moeten streven zowel staatsvertegenwoordigers als actoren van het maatschappelijk middenveld in de drie landen te ontmoeten. Ook zou aan alle belanghebbenden partijen om de mogelijkheid moeten worden geboden om een schriftelijk verklaring bij de commissie in te dienen. Bovendien zou de delegatie van de commissie een dergelijk bezoek kunnen aangrijpen om na te denken over mogelijke pistes voor toekomstige transnationale initiatieven tussen de vier landen om het koloniaal verleden aan te pakken.

De ondertekenaars doen voorts een beroep op de commissie om zichzelf de nodige middelen en tijd te geven om de twee nog openstaande en tevens politiek gevoelige kwesties, namelijk herstelmaatregelen en het verband tussen kolonialisme, hedendaags racisme en postkoloniaal onrecht (openbare hoorzittingen over deze kwesties zijn voor de zomer gepland), op een uitvoerige en geloofwaardige manier te behandelen.

Hoewel de erkenning van de aard en de gevolgen van het Belgisch kolonialisme een belangrijk resultaat van het werk van de commissie zou zijn, moet dit gepaard gaan met concrete voorstellen voor een alomvattende agenda voor herstelrecht. Daarnaast zou de commissie ook voorstellen moeten maken voor bijkomende maatregelen of mechanismen die de beperkte draagwijdte van de bijzondere parlementaire commissie kunnen aanvullen. Een belangrijke nalatenschap waar de bijzondere parlementaire commissie naar moet streven is niet het afsluiten van het debat over het Belgisch kolonialisme, maar het openen van de deur voor verdere engagementen, door alle betrokken belanghebbende, om het Belgisch koloniaal op een omvattende manier te verwerken.

EU-wetgeving inzake passende zorgvuldigheid: de Europese Commissie onthult haar voorstel, maar er glippen zaken door de mazen van het net

Op woensdag 23 februari heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn die bedrijven verplicht tot een passende zorgvuldigheid met betrekking tot schendingen van de mensenrechten en het milieu. Deze langverwachte tekst, waarvan we de aanvankelijke ambitie toejuichen, bevat echter heel wat hiaten die de reikwijdte ervan kunnen beperken.

Het doel van de in de richtlijn vastgelegde zorgvuldigheidsplicht is bedrijven te verplichten maatregelen te nemen om schendingen van de mensenrechten en het milieu door hun dochterondernemingen, leveranciers of directe en indirecte onderaannemers in het kader van hun activiteiten in de Europese Unie of daarbuiten te voorkomen. In geval van wangedrag kunnen bedrijven aansprakelijk gesteld worden en kan van hen verlangd worden dat zij de betrokkenen schadeloos stellen.

De richtlijn zal het met name mogelijk maken dat schuldige bedrijven burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. De reikwijdte van de burgerrechtelijke aansprakelijkheidsregeling is echter beperkt. Indien de zakenpartner van een bedrijf zich er contractueel toe heeft verbonden de door het bedrijf opgelegde gedragscode na te leven, kan deze laatste niet meer burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. De richtlijn houdt ook geen rekening met de vele obstakels die de toegang van slachtoffers tot dergelijke rechtsmiddelen beperken: hoge proceskosten, onevenredige bewijslast, gebrek aan toegang tot informatie, beperkte rechtsbevoegdheid en beperkte verjaringstermijnen.

We betreuren ook dat het voorstel geen duidelijke en bevredigende definitie geeft van het begrip directe en indirecte handelsbetrekkingen tussen bedrijven. Dit gebrek aan transparantie kan ook een belemmering vormen voor slachtoffers om daadwerkelijk hun recht te laten gelden.

Tenslotte zou de richtlijn niet op alle bedrijven van toepassing zijn. Het is bedoeld voor bedrijven met meer dan 500 werknemers en een netto-omzet van meer dan 150 miljoen euro, en voor bedrijven met meer dan 250 werknemers en een netto-omzet van meer dan 40 miljoen euro, maar waarvan het merendeel van de activiteiten in een risicosector plaatsvindt (zoals de textielindustrie, de mijnbouw of de landbouw). Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) vallen dus niet onder de zorgvuldigheidsvereiste.

Meer in het algemeen benadrukt ASF de noodzaak om alle betrokken – en potentieel getroffen – groepen erbij te betrekken, in het bijzonder diegenen die zich in kwetsbare en structureel achtergestelde situaties bevinden, maar ook verdedigers van het milieu en de mensenrechten. Momenteel is de raadplegingsverplichting en de voorwaarde voor deelname van deze groepen onbevredigend geformuleerd.

De richtlijn zal nu besproken worden en eventueel gewijzigd worden door het Europees Parlement en de regeringen van de EU-lidstaten. We willen hen aanmoedigen rekening te houden met de verschillende hiaten in dit eerste voorstel zodat de nodige wijzigingen aangebracht kunnen worden om de ambitie van deze tekst te verwezenlijken.

Internationale Vrouwendag: Gender en hekserij in de Centraal-Afrikaanse Republiek, bestrijding van vrouwen- en kinderdiscriminatie

In de Centraal-Afrikaanse Republiek worden vrouwen en kinderen systematisch het slachtoffer van vervolging van mensen beschuldigd van hekserij en kwakzalverij (PCS), wat vaak leidt tot ernstige schendingen van de mensenrechten. Deze stand van zaken moet onderzocht worden vanuit het oogpunt van gendergeweld.

In verschillende internationale rapporten over schendingen van de mensenrechten wordt uitdrukkelijk gewezen op het feit dat de Centraal-Afrikaanse Republiek haar plicht om burgers te beschermen niet nakomt, met name meisjes en vrouwen beschuldigd van hekserij/kwakzalverij die het slachtoffer zijn van ernstig geweld, zelfs tot de dood erop volgt, door gewapende groepen of groepen van mensen.

In dit verband leert de ervaring dat dergelijk geweld geworteld is in structurele ongelijkheden en patronen van patriarchale overheersing ten opzichte van vrouwen en bepaalde categorieën kwetsbare personen. Dit soort geweld is dus een gevolg van sociale en culturele normen die de verwezenlijking van de rechten van vrouwen en minderjarigen in de weg staan.

Acties

Samen met haar Centraal-Afrikaanse partners en dankzij een gezamenlijke financiering van de Europese Unie en het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken, zet ASF zich in om het respect voor de procedurele waarborgen en de toegang tot de rechtspleging voor vrouwen en minderjarigen (in het bijzonder diegenen die beschuldigd worden van hekserij/kwakzalverij (PCS)) te bevorderen, door duurzame acties te ondernemen om de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen weg te werken.

We zetten in op drie domeinen om dit doel te bereiken.

  1. Legal empowerment, waarbij mensen als volwaardige stakeholders bij de verwezenlijking van hun rechten beschouwd worden en verschillende mechanismen geïntegreerd worden
  2. Wettelijke vertegenwoordiging en rechtsmiddelen, gebaseerd op de wet en met eerbiediging van de rechten van vrouwen en kinderen
  3. Institutionele stakeholders ertoe bewegen hervormingen en praktijken goed te keuren die stroken met de rechten van de vrouw, met name op het gebied van hekserij/kwakzalverij (PCS). Dit domein vult de vorige perfect aan want op deze manier wordt er invloed uitgeoefend en gepleit op basis van de realiteit ter plaatse.

De actie draagt bij tot het zichtbaar maken van de specifieke behoeften van slachtoffers van gendergeweld en potentieel getroffen groepen en tot het versterken van de stem van de betrokkenen op centraal niveau om de goedkeuring en uitvoering aan te moedigen van hervormingen die genderongelijkheden en schendingen van mensenrechten van personen die vervolgd worden voor hekserij/kwakzalverij, duurzaam aanpakken.

Gedetineerd zijn in de Makala gevangenis ten tijde van de Covid-19 pandemie : Interview met de NGO PRODHOJ

Samuel Atweka is advocaat bij de balie van Kinshasa/Gombe in de Democratische Republiek Congo.

Hij is tevens voorzitter van de NGO “Promotion des droits de l’homme et de la justice” (PRODHOJ).

Gysy Umba is advocaat bij de balie van Kinshasa/Matete en lid van PRODHOJ. Ze heeft interviews afgenomen met gedetineerden van de Makala-gevangenis, voornamelijk minderjarigen.

Tussen maart en september 2021 heeft PRODHOJ, met de steun van Advocaten Zonder Grenzen, monitoring verricht om de detentieomstandigheden en de toegang tot justitie in de centrale gevangenis van Kinshasa, bekend als “Makala”, te evalueren in de context van de Covid19-pandemie. Makala, wat “steenkool” betekent in het Lingala, is de grootste gevangenis van de DRC. De gevangenis werd gebouwd tijdens de Belgische kolonisatie in 1957 om 1.500 gedetineerden te huisvesten, vandaag telt ze bijna 9.000 gedetineerden, wat neerkomt op een bezettingsgraad van bijna 600%.

Voor ASF was het niet meer dan normaal om met PRODHOJ samen te werken om deze monitoring uit te voeren. De in 2019 opgerichte NGO wil bijdragen tot de opkomst van de rechtsstaat door de bevordering en de verdediging van de mensenrechten, de toegang tot justitie en de eerbiediging van het recht op een eerlijk proces. Deze doelstellingen staan centraal in al haar acties, met name via het toezicht op schendingen van de mensenrechten, waarneming van processen en diensten voor gerechtelijke of buitengerechtelijke bijstand. De NGO ontwikkelt ook activiteiten voor capaciteitsopbouw op het gebied van mensenrechten, justitie en belangenbehartiging.

Welke maatregelen zijn er genomen in de DRC na de gezondheidscrisis? Wat zijn de resultaten van deze maatregelen?

Samuel Atweka [SA] : Op 21 maart 2020 heeft de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie een circulaire uitgevaardigd om de gevangenissen in de DRC te ontlasten. De circulaire had tot doel de verspreiding van Covid-19 in de gevangenissen tegen te gaan. Het bevatte criteria voor gedetineerden die in aanmerking komen voor vrijlating, zoals gedetineerden in voorlopige hechtenis, gedetineerden die terechtstaan voor lichte strafbare feiten en gedetineerden die een transactieboete kunnen betalen om voorlopig te worden vrijgelaten. Deze circulaire is nog steeds van kracht. De tenuitvoerlegging ervan stuitte echter op reeds bestaande structurele disfuncties in de strafrechtketen.

In de circulaire worden ook maatregelen uiteengezet die in detentiecentra toegepast moeten worden om gedetineerden te beschermen tegen de zich verspreidende pandemie. Maar ook hier was het moeilijk om deze maatregelen uit te voeren gezien het disfunctionele karakter van de gevangenisadministratie in het land.

We hadden geen toegang tot het register dat ons in staat stelt precies te weten hoeveel gedetineerden baat hadden bij de decongestiemaatregelen van de circulaire van maart 2020. Volgens de nationale mensenrechtencommissie (CNDH) hebben in april 2020 minder dan 50 gedetineerden hiervan gebruik kunnen maken. Dit is uiteraard zeer weinig in vergelijking met wat we tijdens onze monitoring hebben kunnen documenteren.

Vandaag zeggen de magistraten die we hebben ontmoet dat ze niet langer rekening houden met deze circulaire. Het lijkt er ook op dat op het niveau van het Ministerie van Justitie geen druk uitgeoefend wordt om deze circulaire toe te passen.

Wat waren de doelstellingen van de monitoring die u in samenwerking met ASF uitgevoerd hebt? Hoe is het gegaan?

Gysy Umba [GU] : We wilden de omstandigheden van de detentie van gedetineerden in deze periode van de gezondheidscrisis observeren, met hen praten om beter te begrijpen of hun fundamentele rechten in deze periode geëerbiedigd worden en werden, of ze voldoende ingelicht werden over de beschermende maatregelen tegen Covid-19. We hebben ook met het gevangenispersoneel gesproken om hun gevoelens te vergelijken met die van de gedetineerden.

Daartoe hebben we verschillende bezoeken gebracht aan de Makala-gevangenis met onze monitoringinstrumenten: observatieformulier, interviewformulier voor gedetineerden en interviewformulier voor gevangenispersoneel.

We hebben 255 gedetineerden geïnterviewd, onder wie 230 mannen (van wie 53 minderjarigen die kinderen in strijd met de wet genoemd worden[1]) en 25 vrouwen (van wie één minderjarig meisje).

We ontmoetten de gedetineerden in de bezoekkamers. Soms moesten we lang wachten omdat de gedetineerden speciale pakken moeten aantrekken voordat ze de bezoekzaal in mogen. Er zijn er maar heel weinig van. Dus moeten de gedetineerden wachten tot er een gedetineerde uit de bezoekkamer komt om het pak te halen.

Wat was voor u het belangrijkste?

[GU] : Tijdens de monitoring heb ik vooral met de minderjarigen gesproken. Ik kon zien dat hun hygiëne en sanitaire omstandigheden zeer precair zijn. Een van de minderjarigen vertelde me dat hij zich waste met vuil water. Velen lijden aan huidproblemen.

Tijdens een bezoek, merkte ik dat een kind erg ziek was. Hij plaste bloed. In Makala kon hij geen goede zorg krijgen. Ik moest tussenbeide komen om hem naar een ander centrum over te brengen, zodat hij goed verzorgd kon worden.

De minderjarigen klaagden ook over het door de administratie verstrekte voedsel. Het is slecht en onvoldoende. Sommige minderjarigen verkopen hun eten aan hun leeftijdsgenoten om koekjes of water te kopen. Minderjarigen met familie krijgen voedingssupplementen tijdens bezoeken. Maar de minderjarigen zonder familie hebben geen andere keuze dan te eten wat hen gegeven wordt, en dat is elke dag hetzelfde, in dit geval de voorkeursmaaltijd van alle gedetineerden (van alle leeftijden), Vungulé (een mengsel van bonen en maïs, gemengd en samen klaargemaakt).

Wat zijn de belangrijkste bevindingen die u tijdens deze zeven maanden van monitoring geconstateerd hebt?

[SA] : De belangrijkste bevinding is dat de hele strafrechtketen disfunctioneel is. Dit disfunctioneren leidt tot dramatische situaties in menselijk opzicht en tot ernstige schendingen van de fundamentele rechten. In Makala blijven veel mannen, vrouwen en kinderen onder onmenselijke omstandigheden gevangen gehouden worden, hoewel er geen geldige reden is om hen gevangen te houden. Met een goed functionerend rechtssysteem zou het probleem van de overbevolking in de gevangenissen voor een deel opgelost kunnen worden.

De overgrote meerderheid van de gedetineerden in Makala bevindt zich in onrechtmatige detentie. In april 2020 werd deze bevinding bevestigd in een rapport van de nationale mensenrechtencommissie (CNDH).

De duidelijke traagheid bij de behandeling van zaken leidt ertoe dat gedetineerden in onrechtmatige hechtenis gehouden worden. De pandemie heeft deze traagheid nog verscherpt door de opschorting van de processen, zoals hierboven vermeld. Gedetineerden brengen maanden door zonder een magistraat te zien. De overgrote meerderheid van de detenties is niet geregulariseerd. De door de magistraten onderzochte zaken blijven op het secretariaat liggen zonder dat de dossiers voor de rechtbanken komen. Volgens de Congolese wet heeft het Openbaar Ministerie een termijn van 115 dagen om een zaak te onderzoeken, maar uit waarnemingen ter plaatse blijkt dat sommige gedetineerden maanden of zelfs jaren in dit centrum voor voorlopige hechtenis doorbrengen.

We zagen gevallen van gedetineerden die soms jaren wachten voordat hun zaak onderzocht wordt. Dit is het geval voor een gedetineerde die we tijdens onze monitoring ontmoet hebben en die vervolgd wordt voor gewone slagen en verwondingen. Hij zit al vijf jaar in voorlopige hechtenis, hoewel de maximumstraf die in het Strafwetboek voor dit soort feiten is vastgesteld, zes maanden bedraagt. Indien de gedetineerden geen advocaat hebben of geen familie om de zaak op te volgen, laat het openbaar ministerie het dossier rusten.

In andere gevallen is de rechterlijke beslissing eenvoudigweg niet aan de gedetineerde betekend. Deze situatie leidt tot ernstige schendingen van het recht op verdediging. In het Congolese recht gaan, wanneer een vonnis uitgesproken wordt in afwezigheid van de verweerder, de termijnen voor het recht van beroep in op de dag waarop de verweerder in kennis gesteld wordt van de rechterlijke beslissing. Zo konden we in beroep gaan tegen een beslissing voor een persoon die al 7 jaar in hechtenis zat. Hij was nooit op de hoogte gebracht van zijn 15-jarige gevangenisstraf.

We zijn ook een geval tegengekomen van een gedetineerde die al 18 jaar in de gevangenis zit. Hij is berecht, maar er is geen verslag van deze beslissing. We hebben de Minister van Mensenrechten en de Minister van Justitie op deze zaak gewezen.

Bovendien zitten veel mensen in de gevangenis voor kleine misdrijven, zoals diefstal van een mobiele telefoon. In het kader van de pandemie moeten deze mensen kunnen profiteren van de decongestiemaatregelen die aan het begin van de pandemie genomen zijn. Er zijn ook gedetineerden die vrijgesproken werden of voorlopig in vrijheid gesteld werden, maar ze beschikken niet over de middelen om de procedure door de griffiers van de rechtbank te laten registreren, zodat ze maandenlang in detentie blijven.

Wat ten slotte Covid-19 betreft, ontvangen de gedetineerden van de gevangenisadministratie geen informatie over preventiemaatregelen.

Wat zijn de oorzaken van dit disfunctioneren?

[SA] : De oorzaken van dit disfunctioneren zijn velerlei en betreffen de volledige strafrechtketen.

Naast de traagheid van de administratie en het gebrek aan opvolging van de zaken door de magistraten, is een van de oorzaken het gebrek aan communicatie tussen de griffie van de gevangenis en de griffie van de rechtbanken over de zaken. Om de zaken op te volgen, eisen de griffiers bijvoorbeeld geld van de gedetineerden. De gedetineerden zijn niet in staat deze illegale vergoedingen te betalen, vooral niet als ze geen familie hebben om hen te helpen. Zo vroeg een griffier 150 dollar van een gedetineerde met wie we spraken.

In Makala is er naast de officiële administratie, ook een parallelle administratie. Het dagelijkse beheer van de gedetineerden wordt door de officiële administratie zelf aan deze onofficiële administratie overgelaten. Binnen de gevangenis is een parallel organisatieschema ontdekt. De leden van deze parallelle administratie zijn gedetineerden. Ze hebben een speciale status en voordelen. Deze onofficiële administratie wordt georganiseerd door de officiële administratie. Bijvoorbeeld, deze gedetineerden krijgen een Motorola. Hierdoor beheert de officiële gevangenisadministratie de gedetineerden niet rechtstreeks.

Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen die u doet naar aanleiding van de vastgestelde bevindingen?

[SA] : Onze aanbevelingen zijn gericht aan alle actoren in het rechtssysteem, zowel het ministerie als de Conseil supérieur de la Magistrature. Het is van belang dat alle actoren in de strafrechtketen ervoor zorgen dat de rechten van gedetineerden en de verdediging geëerbiedigd worden, vooral in deze tijden van Covid-19, waarin de gedetineerden in de Makala-gevangenis kwetsbaarder geworden zijn dan voorheen.

Gedetineerden moeten ook hun rechten kennen om deze beter te kunnen afdwingen.

Maar ook, vooral in deze tijd van pandemie, is het absoluut noodzakelijk dat de gevangenisadministratie en/of haar voogdij de gedetineerden informeert over de maatregelen ter bescherming tegen Covid-19 en hen de nodige voorraden en toegang tot vaccinatie verschaft.

[1] Artikel 2 van Wet nr. 09/001 van 10/01/2009 bepaalt dat een kind in strijd met de wet “een kind tussen veertien en achttien jaar is, dat een vergrijp pleegt dat als een strafbaar feit gekwalificeerd wordt “.

Persbericht : Publicatie van het expertenrapport over het Belgische koloniale verleden: De ondertekenaars vragen een holistisch en inclusief proces van gerechtigheid

Ter gelegenheid van de voorstelling ervan aan het Parlement, verheugen de ondertekenaars zich over de publicatie van het rapport van het multidisciplinaire expertenteam, dat gemandateerd werd door de Bijzondere kamercommissie die zich buigt over het Belgische koloniale verleden. Dit rapport is een nieuwe mijlpaal op weg naar een beter begrip van het Belgische koloniale tijdperk en vormt een relevante bijdrage tot een vreedzame discussie over deze kwestie tussen de verschillende segmenten van de hedendaagse Belgische samenleving.

De beweringen over de historische vooroordelen van de kolonisatie en de hedendaagse gevolgen daarvan in termen van structureel racisme worden al vele jaren in het Belgische publieke debat geuit, maar hebben sinds de “Black Lives Matter”-beweging aan hernieuwde belangstelling gewonnen. Het was net deze maatschappelijke mobilisatie, voornamelijk geleid door mensen van Afrikaanse afkomst in de Belgische samenleving, die leidde tot de oprichting van de Bijzondere kamercommissie in juli 2020. Het expertenrapport van de commissie moet dan ook gezien worden in het licht van die roep om gerechtigheid met betrekking tot het Belgische koloniale verleden.

In dit verband vertoont het rapport bepaalde beperkingen die opgemerkt moeten worden. In de eerste plaats is dit rapport voortgekomen uit een eng proces gericht op waarheidsvinding, die zich voornamelijk binnen de Belgische overheidsinstellingen bevond. Zoals herhaaldelijk vermeld, is de commissie die de opdracht gaf voor dit expertenrapport zelf een politieke commissie, die door de verschillende Belgische politieke partijen gecontroleerd wordt. De werkzaamheden van de commissie staan vooralsnog niet open voor vertegenwoordigers van het Belgische maatschappelijk middenveld, noch voor het maatschappelijk middenveld van de voormalige gekoloniseerde landen. In die zin is het expertenrapport niet het resultaat van een inclusief en open proces, in tegenstelling tot de best practices bij transitionele justitie als het gaat over waarheidsvinding.

Het rapport beantwoordt ten tweede slechts gedeeltelijk aan de doelen die de commissie zichzelf stelde. Het rapport gaat immers hoofdzakelijk over het Belgische koloniale verleden in de huidige Democratische Republiek Congo, en gaat niet in op Burundi en Rwanda. Verder is het rapport hoofdzakelijk gericht op de acties van de Belgische staat, en gaat het slechts in geringe mate in op de rol van niet-gouvernementele actoren.

De commissie heeft echter de opdracht om niet alleen de rol en de structurele impact te onderzoeken van de Belgische staat en de Belgische autoriteiten, maar ook die van niet-gouvernementele actoren zoals de monarchie, de kerk en de private sector op het koloniale fenomeen.

De ondertekenaars hopen dat dit rapport als basis zal dienen voor een echt proces van transitionele justitie, waarbij de instrumenten (waarheid, gerechtigheid, herstel en garanties voor niet-herhaling) thans bijzonder geschikt bleken om koloniale aansprakelijkheden en continuïteiten aan te pakken. In het rapport worden een aantal denkpistes aangereikt die de commissie in concrete processen en in een open en inclusief kader zou moeten volgen. In dit verband wordt voornamelijk van de commissie verwacht dat ze een actieplan voor haar verdere werkzaamheden bekendmaakt en de pistes naar engagement met alle belanghebbenden verduidelijkt. Dit rapport mag niet louter een bijdrage aan de geschiedenis zijn, maar moet de basis vormen voor een duidelijk antwoord op de vraag naar gerechtigheid, voor het verleden en het heden.

Tot slot verwelkomen de ondertekenaars het initiatief van de Belgische parlementsleden om het debat over de koloniale periode op te nemen en om te proberen de ins en outs ervan te objectiveren. Ze wensen er echter aan te herinneren dat alleen een holistisch en inclusief proces in staat is de wonden van de Belgische samenleving te helen om harmonieus samen te leven en de waardigheid te herstellen van de slachtoffers van de Belgische kolonisatie in Afrika.

Ondertekenaars

  • African Futures Action Lab
  • Avocats Sans Frontières
  • Bamko-cran asbl
  • CaCoBuRwa
  • Christophe Marchand

Gevangenissen in Tunesië: inertie van de repressie

In Tunesië hebben de actoren van de strafrechtelijke keten de neiging om de repressieve reflexen van het vroegere regime van Ben Ali te bestendigen. De overbevolking in de gevangenissen blijft zeer hoog: een bezettingsgraad van ongeveer 131% met 23 607 gedetineerden eind 2020 (verdachten en veroordeelden samen) voor ongeveer 18 000 beschikbare plaatsen, met als gevolg omstandigheden die onder de internationale normen liggen.

De maatregelen genomen om de pandemie tegen te gaan, hebben een tijdlang geholpen om de cijfers in toom te houden. Tussen medio maart en eind april werden 8 551 gedetineerden vrijgelaten, een daling van de gevangenispopulatie met 37%. Deze daling was met name te danken aan de mobilisatie van verschillende organisaties uit het maatschappelijk middenveld, waaronder Advocaten Zonder Grenzen en haar partners binnen het project “L’Alternative”. Door steeds vaker op te roepen tot het verminderen van de gevangenispopulatie, heeft het maatschappelijk middenveld bijgedragen tot deze opmerkelijke daling van de bezettingsgraad in de gevangenissen.

Deze historische deflatie was echter slechts tijdelijk. De daling die het gevolg was van enkele conjuncturele maatregelen (presidentiële gratieverlening, minder voorlopige hechtenis en meer voorwaardelijke invrijheidstelling) werd al snel tenietgedaan door de structurele repressiedynamiek waaronder het Tunesische strafrechtelijke beleid nog steeds gebukt gaat.

Het conservatisme bij de rechters, de moeilijke toegang tot verdediging vanaf het moment van hechtenis, het massale gebruik van voorlopige hechtenis (62% van de gedetineerden zijn verdachten), opsluiting voor minder ernstige misdrijven (zoals het gebruik van cannabis of onbetaalde cheques), en het geringe gebruik van alternatieven voor gevangenisstraf zijn allemaal factoren die dit blijvende hoge opsluitingspercentage verklaren.

De mentaliteitsverandering en het loslaten van deze repressieve reflexen, met name bij de magistratuur, is een werk van lange adem. Daarom wordt bijzondere aandacht besteed aan het ontwikkelen van pleitbezorging bij actoren in de strafrechtelijke keten en politieke besluitvormers. Dit is des te belangrijker omdat er hervormingen bezig zijn voor het Strafwetboek en het Strafvorderingswetboek, die noodzakelijk zouden zijn voor elke significante structurele verandering.

Om bij te dragen tot de hervorming van het strafrechtelijke en gevangenisbeleid in Tunesië, blijft ASF samenwerken met haar partners, ondanks de vertraging bij de democratische transitie en een periode van politieke instabiliteit in Tunesië. Met name via haar project “L’Alternative” verleent de organisatie technische en financiële ondersteuning aan organisaties uit het maatschappelijk middenveld die werkzaam zijn op verschillende niveaus binnen de strafrechtelijke keten (vóór, tijdens en na de hechtenis).

Rechtsklinieken ter ondersteuning van de toegang tot de rechtspraak in tijden van pandemie

Over de hele wereld heeft de pandemie mensen verder weggeduwd van de rechtspraak. In Marokko doet ASF sinds enkele jaren een beroep op rechtsklinieken, opgezet aan de universiteiten, om de toegang te bevorderen, in het bijzonder voor mensen in kwetsbare situaties. Onder toezicht van docenten en juristen verlenen de studenten juridische diensten aan de bevolking.

Tijdens de pandemie hebben deze organisaties ASF en de partners in staat gesteld om het contact met de justitiabelen te behouden, en in het bijzonder met één van de belangrijkste doelgroepen: de vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld. Een van de averechtse effecten van de lockdown die opgelegd werd om de verspreiding van het virus tegen te gaan, was de daaruit voortvloeiende toename van het aantal meldingen van huiselijk geweld. De onmogelijkheid om zich te verplaatsen en de sluiting van bepaalde overheidsdiensten hebben de slachtoffers van huiselijk geweld de gebruikelijke zorgstelsels ontnomen.

In reactie daarop is de rechtskliniek doorgegaan met het verstrekken van juridisch advies en begeleiding via telefonische consulten en Whatsapp. Door rekening te houden met de gebruikspatronen van de gebruikers, kon ASF contact houden met de vrouwelijke slachtoffers om hen ook tijdens de lockdown te begeleiden.

De pandemie vormde ook een uitdaging voor de organisatie van de rechtsklinieken. De verplaatsingen naar de gevangenissen en vluchthuizen waren beperkt, evenals de toegang tot de gebouwen van de rechtskliniek. Om deze situatie op te vangen, boden vier vrouwelijke advocaten via verschillende digitale platformen (Zoom en Whatsapp) aan om de oproepen van de justitiabelen te ontvangen en in te gaan op hun behoefte aan juridisch advies en begeleiding.

De coaching- en capaciteitsopbouwsessies online voor studenten waren een groot succes. Ondanks enkele initiële aanpassingsmoeilijkheden konden de studenten, ondersteund door advocaten, klachten in ontvangst nemen en slachtoffers doorverwijzen.

De rechtsklinieken organiseerden ook fictieve processen via Zoom, om studenten voor te bereiden op de digitalisering van de strafrechtsketen (en met name op processen op afstand). Dankzij deze activiteit kon ASF anticiperen op de toekomstige uitdagingen van de transformatie.

Binnen de muren – Mohamed Ramsis Ayari “De overbevolking in de gevangenis is het echte probleem”

Mohamed Ramsis Ayari – Association des Juristes de Sfax Project “Naar een vernieuwing van het penitentiaire en strafrechtelijke systeem in Tunesië

In het kader van het project “Alternative”, gefinancierd door de Europese Unie en uitgevoerd door ASF en ATL MST SIDA, streeft de Association des Juristes de Sfax naar de modernisering van het penitentiaire en strafrechtelijke systeem in Tunesië. Door middel van verschillende pleitbezorgings- en bewustmakingsactiviteiten met magistraten en gevangenispersoneel in Sfax werkt de vereniging vanuit het algemene streven om de overbevolking in de gevangenissen in Tunesië te verminderen, door met name alternatieven voor gevangenisstraffen uit te werken.

Kan u zichzelf en het werk van de Association des Juristes de Sfax even voorstellen?

Ik ben Mohamed Ramsis Ayari, advocaat bij het Hof van Cassatie, universitair docent Mensenrechten en Burgerlijke vrijheden aan de Universiteit van Sfax, plaatselijk coördinator van de verkiezingen sinds 2011 en lid van de onafhankelijke hogere verkiezingsautoriteit van Sfax sinds 2014. Ik ben ook lid van de Association des Juristes de Sfax sinds 2003, secretaris-generaal van de vereniging sinds 2015 en coördinator van het project “Naar een vernieuwing van het penitentiaire en strafrechtelijke systeem in Tunesië”.

De Association des Juristes de Sfax is een vereniging die in 1988 opgericht werd en ervaring heeft in alle rechtsdomeinen, met inbegrip van de Mensenrechten en de Burgerlijke vrijheden. De leden zijn advocaten, rechters, hoogleraren en onderzoekers. Ons werk is erop gericht om bij de wetgever te pleiten voor een herziening van de wetteksten, gezien de tekortkomingen van het huidige systeem. Onze pleitbezorging strekt zich dan ook uit tot alle spelers binnen het strafrechtelijke stelsel.

Waaruit bestaat het project precies? Welke diagnose lag aan de oorsprong van het project?

De diagnose luidt als volgt : het Tunesische strafrecht is repressief en niet re-integrerend. Het wordt gekenmerkt door omslachtige procedures, ongelijke toegang voor verdachten tot een eerlijk proces binnen een redelijke termijn, een embryonaal probatiesysteem en zeer weinig gebruik van alternatieven voor een gevangenisstraf. Het gevolg van al deze disfuncties is een systematische overbevolking in de gevangenissen. Deze stand van zaken is de reden waarom het project dat wij in het kader van het project “Alternative” uitvoeren, vooral bedoeld is om de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan en bij te dragen tot de oprichting van een probatiebureau in Sfax, dat sinds maart 2021 bestaat.

Het project, dat in april 2019 van start ging, heeft tot doel het penitentiaire en strafrechtelijke systeem te moderniseren, met name wat alternatieve straffen betreft. We willen er bij de wetgever op aandringen om deze straffen te bekrachtigen. Sommige daarvan bestaan natuurlijk al (elektronisch toezicht via enkelband, werkstraf, enz.), maar het geheel dat we ingang willen laten vinden bestaat in totaal uit 18 maatregelen. Het doel is tweeledig: zowel de wettelijke bekrachtiging van deze straffen (bij wet of decreet) als de praktische toepassing ervan.

Welke activiteiten voerde u tot dusver uit?

Het project bestond uit verschillende soorten activiteiten. In de eerste plaats pleitbezorgingssessies voor strafrechters om hen aan te moedigen alternatieve straffen uit te spreken die reeds in de wet verankerd zijn – met andere woorden, om gebruik te maken van wat reeds bestaat. Wij werkten ook, samen met juridische deskundigen, aan aanbevelingen voor de herziening van het Strafwetboek en het Strafvorderingswetboek. Het was niet de bedoeling het gedane werk nog eens te doen [twee herzieningscommissies hebben reeds voorstellen gedaan voor de hervorming van de twee wetboeken, N.v.d.r.], maar wel om specifieke aanbevelingen te formuleren over de algemene doelstelling om het aantal gedetineerden te verminderen. Met andere woorden, door het gebruik van voorlopige hechtenis [62% van de gedetineerden in Tunesië in 2020, N.v.d.r.] terug te dringen en alternatieven voor gevangenisstraffen uit te werken. Het resultaat van de werkzaamheden van het comité zal voorgelegd worden aan de afgevaardigden van het Tunesische parlement, de Assemblée des Représentants du Peuple.

Naast deze pleitbezorging organiseerden we bewustmakingssessies/opleidingen voor ongeveer zestig leidinggevenden en penitentiair beambten in de gevangenis van Sfax. Achteraf waren ze allemaal heel tevreden over de inhoud van deze sessies, maar aanvankelijk was het moeilijk om het proces op gang te brengen. Het gevangenispersoneel heeft echt geprobeerd om ons vanaf het begin duidelijk te maken dat de situatie niet zwart-wit was. Overbevolking in gevangenissen is een probleem voor iedereen, en heeft gevolgen voor de arbeidsomstandigheden van het personeel, alsook voor de rechten van het personeel en de gedetineerden. Deze toelichtingen stelden ons ook in staat om de dingen anders te zien, de sessies aan te passen aan de noodzaak om rekening te houden met de moeilijkheden van alle partijen (gedetineerden en personeel). Uit deze gedachtewisselingen met hen zijn veel ideeën voortgekomen, en ons vermogen om te luisteren naar hun problemen en de realiteit van hun werk (zeer veel stress) heeft uiteindelijk geleid tot een grote opkomst van leidinggevenden en penitentiair beambten voor onze opleidingssessies.

Ten slotte verleenden we ook juridische bijstand aan verschillende gedetineerden in voorlopige hechtenis om hen rechtsbijstand te verlenen die ze anders niet zouden kunnen krijgen. Ook deze actie was een groot succes, aangezien 70% van de beklaagden die we bijstonden, vrijgelaten werd. We merkten trouwens op dat het profiel van de beklaagden bijzonder homogeen is: de overgrote meerderheid bestaat uit jongeren tussen 20 en 30 jaar oud uit zeer kwetsbare sociaal-economische situaties.

Welke acties staan er nog op het programma voor het laatste jaar van het project?

We plannen om specifieke opleidingen te verzorgen voor de probatiebeambten in Sfax, 7 mensen in totaal, die pas zes maanden geleden in dienst getreden zijn. We gaan ook een praktische gids over werkstraffen opstellen, om overheidsbedrijven en andere plaatselijke instanties meer bewust te maken van probatie. De meeste instanties die hiervoor in aanmerking komen, weigeren namelijk vaak mensen met een werkstraf uit wantrouwen. We moeten dus zorgen voor meer bewustmaking, maar, volgens mij, moeten deze instanties ook bij verordening verplicht worden om hen op te vangen.

De belangrijkste uitdaging bestaat inderdaad uit het verspreiden van de probatiecultuur in het algemeen. De mentaliteit is nog steeds repressief en dat geldt ook voor het strafbeleid. Omdat zowel de strafrechtelijke actoren als de publieke opinie terughoudend zijn, gaan we ook bewustmakingsspotjes ontwikkelen over werkstraffen en probatie, die via de media en sociale media verspreid zullen worden. Dit is een goede manier om de mentaliteit te beïnvloeden.

Tenslotte gaan wij juridische informatiesessies houden voor de gedetineerden in Sfax, om hen op de hoogte te brengen van hun rechten en hen in staat te stellen de juiste beslissingen te nemen. Om zo concreet mogelijk te zijn, zullen we deze sessies onderverdelen tussen gedetineerden die reeds berecht zijn en beklaagden, want hun juridische behoeften verschillen aanzienlijk.

Hoe reageerden de mensen die deelnamen?

Een zeer goede signaal was het feit dat het Ministerie van Justitie zelf onze pleitbezorgingssessies naar de strafrechters toe steunde. Zo moesten alle procureurs, voorzitters van rechtbanken en strafrechters in Sfax aanwezig zijn. Deze goede contacten zorgden er ook voor dat de opening van het probatiebureau gemakkelijker verliep, aangezien het Ministerie van Justitie zich er in 2020 toe verbonden had om dit binnenkort te openen. Dankzij onze bewustmakingsactiviteiten vond bovendien de eerste veroordeling met gebruik van de elektronische enkelband in Tunesië in juni 2021 plaats in Sfax.

Wat het Comité Général de Prisons et de la Rééducation betreft, heeft de partnerschapsovereenkomst die we met hen hebben kunnen sluiten, ons vleugels gegeven en onze contacten met de gevangenisadministratie, ook in Sfax, verlopen momenteel zeer goed. Het succes van de bewustmakings- en opleidingssessies heeft ook bijgedragen tot de kwaliteit van deze contacten. Ons vermogen om rekening te houden met de behoeften van de penitentiaire beambten en leidinggevenden, zoals ik al eerder zei, heeft aangetoond dat we ons inzetten voor een verbetering van de omstandigheden in de gevangenis – zowel voor de gedetineerden als voor het gevangenispersoneel.

Wat neemt u mee uit de AJS?

De belangrijkste toegevoegde waarde blijft de verrijking van onze deskundigheid, ik denk met name opnieuw aan het werk met de penitentiair beambten en leidinggevenden. Het project heeft de vereniging ook in staat gesteld haar partnerschappen uit te breiden en een vertrouwensrelatie met de strafrechters en de administratie op te bouwen.

Hoewel jullie werkzaamheden niet onmiddellijk tijdens de detentie van toepassing zijn, wat denkt u van de huidige situatie in de gevangenis van Sfax (gevangenisbevolking, detentieomstandigheden, arbeidsomstandigheden van het personeel, enz.)?

Alles heeft te maken met de overbevolking in de gevangenis. Dat is eigenlijk het echte probleem, want alles wordt hierdoor beïnvloed: de arbeidsomstandigheden, de detentieomstandigheden, … Hoe kunnen we spreken over rechten, over mensenrechten, als gedetineerden met drie in een bed slapen? Hoe kunnen we eisen dat ook maar enige mensenrechtennorm nageleefd wordt? Er bestaat een reëel oorzakelijk verband tussen de overbevolking en de slechte arbeids- en detentieomstandigheden. Beambten moeten soms toezicht houden op dertig gedetineerden, wat enorm is. Op een dag zei een beambte me: “Vandaag, komen er tachtig gedetineerden in één keer bij.” De gevangenis telt gemiddeld ongeveer duizend gedetineerden, maar soms kan dit aantal oplopen tot 1500, 1600 gedetineerden. Meer dan de helft van hen zitten in voorlopige hechtenis en worden dus zonder proces van hun vrijheid beroofd. Wat bovendien interessant was in de contacten met de leidinggevenden en de beambten was het verschil voor hen in het werken met beklaagden en met veroordeelden. De laatsten hebben een duidelijk idee van hun toekomst. Ze kennen de datum waarop ze vrijkomen, of ze zijn, in het slechtste geval, bezig om hun vonnis aan te vechten. Maar in zekere zin zijn zij serener dan de beklaagden, die zeer geagiteerd zijn door de onzekerheid van hun situatie.

Aan welke verandering(en) zou u met de actie willen bijdragen? Welke hervormingen zijn volgens u noodzakelijk op strafrechtelijk en penitentiair vlak ? Specifiek op het gebied van probatie?

Vorig jaar, tijdens de eerste fase van Covid-19, zijn wij er een tijdlang in geslaagd, met name door pleitbezorging met de andere leden van Alternative, om de bevolking in de gevangenis van Sfax terug te brengen tot een normale bezettingsgraad, namelijk 1000 gedetineerden. Maar deze daling was slechts tijdelijk, want tegen de tweede helft van 2020 waren we weer terug bij de “normale” cijfers, d.w.z. een bezetting van 130 tot 160%. Voor ons zou een van de gewenste veranderingen dus zijn dat deze overbevolking voorgoed verdwijnt. En de ervaring van 2020 heeft ons geleerd dat dit mogelijk was.

Wij willen er ook in slagen een probatiecultuur ingang te doen vinden, zowel bij het grote publiek als bij alle spelers in het strafrechtelijke stelsel.

Wat de noodzakelijke hervormingen betreft, denk ik dat de prioriteit nu ligt bij het aandringen op een wet die de probatie regelt en de werking ervan verduidelijkt. Dit betekent zowel uit organisatorisch oogpunt – het probatiebureau moet onder het gezag van het Ministerie van Justitie staan en voorgezeten worden door een rechter belast met de tenuitvoerlegging van straffen – als uit budgettair, logistiek en functioneel oogpunt.

Verder is het ook van essentieel belang dat het Strafwetboek en het Strafvorderingswetboek in hun geheel gewijzigd worden, specifiek de bepalingen die zorgen voor de overbevolking in de gevangenissen – met name de netelige kwestie van de voorlopige hechtenis.

Wat is de rol van organisaties uit het maatschappelijke middenveld in de gevangenissen en welke rol spelen ze bij de hervorming van het strafrecht? Hoe denkt u dat deze dynamiek tussen het maatschappelijke middenveld en de gevangenis duurzaam ingebed kan worden?

Volgens mij is hun rol veelzijdig: cultuur brengen in de gevangenis, psychologische hulp, juridische hulp, … Buiten de muren van de gevangenis bestaat onze rol er ook in om voortdurend te pleiten om de spelers in het strafrechtelijke stelsel en de politieke besluitvormers ertoe aan te zetten het Tunesische strafbeleid te vereenvoudigen, te verduidelijken en te humaniseren in de richting van meer heropvoeding en minder repressie.

De belangrijkste actie om de aanwezigheid van het maatschappelijke middenveld in het straf- en gevangenisdebat duurzaam in te bedden, alsook concreet op het terrein, is te trachten partnerschapsovereenkomsten te sluiten, met name met de gevangenisdirecties en het CGPR. Vanaf daar wordt alles gemakkelijker. Bij AJS zijn wij trouwens van plan om de inhoud van de opleidingen over te laten aan de gevangenis van Sfax, zodat ze verder kunnen gaan met het nieuwe personeel dat aankomt en zodat onze actie, ook zonder ons, kan verdergaan.

Het L’Alternative project wordt gefinancierd door de Europese Unie

Promoten van de rechtstoegang via gemeenschapsgerichte bemiddelingsprogramma’s

In Oeganda wordt de rechtstoegang beperkt door de financiële middelen van de plaatselijke bevolking, maar ook door de afstand tot de rechtbanken. De meeste rechtshandhavingsdiensten bevinden zich in de steden en de centrale regio: slechts 18,2% van de plattelandsbevolking heeft binnen een straal van 5 km toegang tot een politierechtbank (in vergelijking met 56% in de steden). Deze afstand creëert een fysieke barrière die ertoe kan leiden dat slachtoffers of rechtzoekenden afstand doen van hun rechten.

Vrouwen worden bovendien met extra uitdagingen geconfronteerd omdat genderdiscriminatie en patriarchale normen hen er vaak van weerhouden hun geschillen voor de staatsrechtbanken te beslechten. Het wordt namelijk als ongepast beschouwd voor vrouwen om in het openbaar over familiezaken te praten.

Om al deze redenen maken veel mensen gebruik van het informele rechtssysteem om conflicten op te lossen. En bemiddelaars binnen de gemeenschap spelen hierbij een grote rol om de plaatselijke bevolking bij te staan in hun eisen om gerechtigheid, vooral bij vrouwen die nog steeds te maken hebben met structurele moeilijkheden op basis van hun geslacht en die moeite hebben om een veilige omgeving te vinden om hun grieven te uiten.

Via de bemiddelingsprojecten DGD en LEWUTI heeft ASF in 2020 bemiddeling verleend aan 633 personen in de regio’s Karamoja, Albertine en Acholi. De bemiddelingen uitgevoerd door de door ASF opgeleide bemiddelaars werden positief onthaald. In het kader van het LEWUTI-project bijvoorbeeld, toonden 94% van de gebruikers zich tevreden over de diensten.

De opzet van het project is een belangrijke factor geweest voor het succes ervan. Het gemeenschapsgerichte bemiddelingsprogramma van ASF, gefinancierd door ENABEL en DGD, biedt een basis voor een consistente en op mensenrechten gebaseerde benadering van bemiddeling. Het stelt de vertrouwenspersonen binnen de gemeenschap beter in staat om te handelen door hun vaardigheden op het vlak van geschillenbeslechting aan te scherpen. De bemiddelaars werken binnen hun eigen gemeenschap en bieden gratis bemiddeling aan de gemeenschap aan.

Bovendien hebben ze elk een coach en een mentor om hen voortdurend te begeleiden op het vlak van rechtspraak en doorverwijzingsdiensten waarvan ze gebruik kunnen maken. De ondersteunende mentoring en coaching hebben de kwaliteit van de bemiddelingen en de doorverwijzingen door de bemiddelaars verbeterd. Bovendien konden ze zo het vertrouwen winnen binnen de gemeenschap en bij de lokale leiders en ouderen die voortdurend zaken doorverwijzen naar de door ASF opgeleide bemiddelaars.

De diensten van de gemeenschapsbemiddelaars kwamen zeer goed van pas op het hoogtepunt van de Covid-19-pandemie, vooral vanwege de beperkingen die het gevolg waren van de crisis. De bemiddelaars vormden een kritieke eerstelijns juridische ondersteuning tijdens de wereldwijde pandemie, want die zorgde ook voor meer ongelijkheid bij de rechtstoegang, en dan vooral op het platteland.