Het maatschappelijk middenveld in Namibië en de aanpak van de Duitse herstelbetalingen voor de genocide op de Herero- en Nama-volkeren (1904-1908)

Het maatschappelijk middenveld kan een belangrijke rol spelen bij het aanzetten tot herstelbetalingen voor koloniale misdrijven en slavernij, zoals Mutoy Mubiala, hoogleraar aan de Universiteit van Kinshasa, aantoont aan de hand van de ervaringen in Namibië.        

De kwestie van de herstelbetalingen voor de genocide die de Duitse kolonisator tussen 1904 en 1908 in Namibië pleegde, staat al tientallen jaren centraal bij de acties van het maatschappelijk middenveld. Hoewel rechtszaken, zowel in Namibië, als de Verenigde Staten, niet hebben geleid tot uitspraken ten gunste van de slachtoffers van de genocide, heeft de recente inspanning van het maatschappelijk middenveld om de Verzoeningsovereenkomst die in mei 2021 tussen de Duitse en de Namibische regeringen werd ondertekend, te verwerpen, de Namibische regering ertoe aangezet om de overeenkomst op te zeggen en op te roepen tot nieuwe onderhandelingen, met name over de door Duitsland verschuldigde herstelbetalingen. Deze ontwikkeling illustreert meteen hoe belangrijk het is om het middenveld te betrekken bij historische onderzoeken en processen over het koloniale verleden van westerse landen, evenals bij processen gericht op transitionele justitie in Afrikaanse landen waarbij met name sprake is van koloniale misdrijven. De ervaring van het maatschappelijk middenveld in Namibië vormt in dit geval een best practice, die bemoedigend is en perspectieven opent voor maatschappelijk middenveldorganisaties die zich inzetten voor herstelbetalingen voor koloniale misdrijven en slavernij, in een context van regionalisering van deze kwestie door de Afrikaanse Unie.

De Namibische genocide van 1904-1908 bleef onbestraft door koloniaal en postkoloniaal onrecht

Tussen 1904 en 1908 onderdrukten Duitse troepen, onder leiding van generaal Lothar von Trotha, op bloedige wijze de opstand van de Namibische bevolking tegen de mistoestanden die ze ondervonden door kolonisten en bedrijven die in Namibië actief waren. Meer dan 65.000 Herero en Nama, op een bevolking die toen op 85.000 werd geschat, kwamen tijdens deze bloedbaden om. Dit was de eerste genocide van de 20ste eeuw, zoals beschreven door de speciale rapporteur van de VN-subcommissie voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten, Dhr. B. Whitaker, in zijn “Study on the question of the prevention and punishment of genocide“.

De voorbije jaren hebben de maatschappelijk middenveldorganisaties in Namibië actie gevoerd voor de erkenning van deze genocide en de herstelbetalingen. Op juridisch vlak spanden ze verschillende rechtszaken aan, zowel in Namibië als in het buitenland (met name in de Verenigde Staten). In beide gevallen is echter de doctrine van het intertemporeel recht, waarbij bloedbaden die in de koloniale context zijn gepleegd op een tijdstip waarop deze niet door het internationale recht strafbaar werden gesteld, niet gezien worden als internationale misdrijven in de zin van het internationale strafrecht, een grote belemmering geweest voor een eerlijke behandeling van de ingestelde rechtsvorderingen.  Dit falen van de gerechtelijke procedures werd nog versterkt door het maatschappelijk middenveld niet te betrekken bij de onderhandelingen van de Duitse en de Namibische regeringen over de Namibische genocide.

De uitsluiting van het Namibische maatschappelijk middenveld bij de onderhandelingen tussen de Duitse en Namibische regeringen en de daaropvolgende verwerping van hun “Verzoeningsovereenkomst” door het Namibische volk.

De Duitse en Namibische regeringen startten in 2015 met onderhandelen over de Namibische genocide. Pogingen van het maatschappelijk middenveld om bij dit proces betrokken te worden, draaiden op niets uit. De ondoorzichtige onderhandelingen leidden in mei 2021 tot de ondertekening van de Verzoeningsovereenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en Namibië. Deze overeenkomst voorzag onder meer in de erkenning door Duitsland van hun verantwoordelijkheid voor het plegen van de Namibische genocide van 1904-1908 en de betaling van financiële en materiële herstelbetalingen ter waarde van iets meer dan een miljard euro, over een periode van dertig jaar.

De overeenkomst werd onmiddellijk verworpen door het Namibische maatschappelijk middenveld en de leiders van de getroffen bevolkingsgroepen (Herero, Nama, Damara en San) omwille van twee belangrijke redenen. Ten eerste beschouwt de overeenkomst deze betalingen als “ontwikkelingshulp” van Duitsland aan Namibië en niet als het rechtsgevolg van een onrechtmatige daad uit hoofde van het internationaal recht. Ten tweede stelt het aan Namibië toegekende bedrag niks voor in vergelijking met de bedragen die worden betaald aan slachtoffers en nakomelingen van slachtoffers van de holocaust, die volgens een Namibische leider meer dan 75 miljard euro van Duitsland hebben ontvangen.

Het Namibische maatschappelijk middenveld organiseerde daarop grootschalige demonstraties om de overeenkomst door de bevolking te laten verwerpen. Deze protesten zetten de Namibische regering ertoe aan om de Duits-Namibische overeenkomst in november 2021 op te zeggen. Sindsdien zitten de twee regeringen opnieuw samen om te onderhandelen over de financiële aspecten van de overeenkomst, terwijl het maatschappelijk middenveld er alles aan doet om de zaak nieuw leven in te blazen in de rechtbanken.

Lessen die we kunnen trekken uit de ervaringen in Namibië en vooruitzichten in Afrika

De laatste jaren is de internationale gemeenschap getuige geweest van verschillende onderzoeksinitiatieven over het koloniale verleden van westerse landen, vooral in Afrika. Deze historische onderzoeksprocessen worden echter soms eenzijdig ondernomen, zoals bijvoorbeeld het initiatief van het Belgische parlement voor het historische onderzoek naar het koloniale verleden van België in Congo, Rwanda en Burundi. Bij de werkzaamheden van de expertengroep die door de Bijzondere Commissie voor het koloniale verleden van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers werd opgericht, waren Afrikaanse historici en andere onderzoekers betrokken. Zij droegen zeker en vast bij tot de kwaliteit van het rapport opgesteld door de expertengroep, dat echter in schril contrast staat met de zwakke slotaanbevelingen van de Bijzondere Commissie.

Andere initiatieven worden eerder genomen in samenwerking tussen de voormalige koloniserende landen en de voormalige gekoloniseerde landen, zoals bijvoorbeeld Frankrijk met Algerije en Kameroen. Toegegeven, dit zijn geen processen van transitionele justitie als dusdanig, die de actieve deelname van de slachtoffers vereisen, maar, aangezien de beoogde herstelbetalingen ten gunste van de slachtoffers zijn, is het wel passend dat ze op de een of andere manier aan deze historische onderzoeksprocessen deelnemen.

Middenveldorganisaties zijn door hun ervaring het best geplaatst om deze slachtoffergemeenschappen te helpen om hun rechten terug te winnen. Deze vereiste is nog meer van belang bij diplomatieke onderhandelingen tussen de voormalige koloniale mogendheid en de voormalige kolonie. Zoals blijkt uit de gevolgen van de uitsluiting van het Namibische maatschappelijk middenveld bij de onderhandelingen tussen de Duitse en de Namibische regeringen, die hebben geleid tot de ondertekening van de “Verzoeningsovereenkomst” tussen beide landen in mei 2021, maar dat in Namibië onmiddellijk door de betrokken gemeenschappen werd verworpen. Door het gebrek aan legitimiteit bij de bevolking mislukte deze “top-down verzoening” tussen de twee landen.

De verwerping van de herstelbetalingen overeengekomen in de Verzoeningsovereenkomst tussen Duitsland en Namibië van mei 2021 door de gemeenschappen van nakomelingen van de Namibische genocide-slachtoffers, dankzij de aanhoudende druk van het maatschappelijk middenveld, toont de belangrijke “faciliterende” rol die het maatschappelijk middenveld kan spelen in de processen van historisch onderzoek naar het koloniale verleden van westerse landen en/of in de processen van transitionele justitie van Afrikaanse landen waarin de behandeling van koloniale misdrijven is opgenomen. Het maatschappelijk middenveld is beter dan welke entiteit ook in staat om op te treden namens de slachtoffers van internationale misdrijven en hun nakomelingen.

Vandaar het belang van het onderzoeksproject met verschillende Afrikaanse academici (waaronder de auteur van dit artikel), dat momenteel wordt uitgevoerd door een in Brussel gevestigde niet-gouvernementele organisatie, African Futures Lab (AfaLab), met als doel de ontwikkeling van een “Afrikaanse agenda voor herstelbetalingen voor koloniale misdrijven en slavernij“. Dit project heeft tot doel de capaciteiten van het Afrikaanse maatschappelijk middenveld op het gebied van herstelbetalingen voor koloniale misdrijven en slavernij op te bouwen. Zodra deze capaciteit om te mobiliseren is versterkt, zal het Afrikaanse maatschappelijk middenveld mogelijk een effectieve bijdrage leveren aan het nieuwe programma van de Afrikaanse Unie om “een verenigd front op te bouwen om rechtvaardigheid en herstelbetalingen voor Afrikanen te bevorderen”.

Auteur

Mutoy Mubiala is hoogleraar mensenrechten aan de Universiteit van Kinshasa (DRC) en consultant. Hij is een voormalig (gepensioneerd) ambtenaar van de Verenigde Naties.

Transitional Justice & Historical Redress

Dit artikel werd gepubliceerd in het kader van de speciale reeks Transitional Justice & Historical Redress, een samenwerking tussen Advocaten Zonder Grenzen en het Leuvens Instituut voor Criminologie.