ICC: keuze van de slachtoffers vs. rechtsbijstand?

OegandaInternationale JustitieInternationale JustitieNewsNews

Brussel, 31 mei 2016 – Sinds 2010 is ASF bezig met de implementatie van een project op het gebied van internationaal strafrecht en overgangsrechtspraak in Oeganda. In dat kader heeft ASF nauw overleg gevoerd met de slachtoffers en de getroffen gemeenschappen over de vervolging van vermeende daders van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. De slachtoffers toonden een grote belangstelling en bereidheid om te worden betrokken bij strafrechtelijke procedures, zowel op internationaal als op nationaal niveau. Ze lijken echter over onvoldoende informatie en inzicht te beschikken met betrekking tot hun rechten en wat de deelname aan strafrechtelijke procedures kan inhouden. Deze situatie is niet nieuw voor ASF. Soortgelijke problemen kwamen naar voren bij slachtoffers en getroffen gemeenschappen in andere contexten waar ASF projecten op het gebied van internationaal strafrecht en overgangsrechtspraak heeft geïmplementeerd, zoals in de Centraal-Afrikaanse Republiek en de Democratische Republiek Congo. Door middel van dit werkdocument wil ASF zijn ervaring en reflecties over de vertegenwoordiging en deelname van slachtoffers aan procedures voor het Internationaal Strafhof (ICC) delen. Het beoogt verdere besprekingen op gang te brengen tussen de betrokken partijen, met inbegrip van het Internationaal Strafhof. Op 27 november 2015 deed de alleensprekende rechter in de zaak tegen Dominic Ongwen (Ongwen case) wat sommigen zouden kunnen beschouwen als een vrij ongebruikelijke uitspraak over de vertegenwoordiging van slachtoffers en rechtsbijstand voor het Internationaal Strafhof (ICC). Hoewel de alleensprekende rechter de keuze van een aantal slachtoffers om te worden vertegenwoordigd door twee aangewezen advocaten steunde, besliste hij om het Office of the Public Counsel for Victims (OPCV) aan te wijzen als de ‘gemeenschappelijke wettelijke vertegenwoordiger’ van de overblijvende slachtoffers die deze twee advocaten niet gemandateerd hadden. De alleensprekende rechter merkte voorts op dat deze twee aangewezen advocaten niet in aanmerking kwamen voor financiële bijstand van het Hof, aangezien zij een ‘door slachtoffers gekozen raadsman’ en geen door het Hof gekozen ‘gemeenschappelijke wettelijke vertegenwoordigers’ waren. De rechter benadrukte dat deze opmerking werd ingegeven door de vermelding in het verslag van de Griffie dat de twee aangewezen advocaten de slachtoffers hadden meegedeeld dat zij ‘gratis zouden zijn aangezien de bijbehorende kosten konden worden gedragen door het Hof’. In zijn uitspraak verwees de rechter voorts naar de aantekening van de Griffie dat een aantal volmachten een verklaring bevatten dat (i) de advocaten de slachtoffers pro bono zouden vertegenwoordigen, (ii) de advocaten de slachtoffers uitlegden dat ze na hun aanwijzing een verzoek om rechtsbijstand van het Hof zouden indienen en (iii) de Griffie geen informatie had over de vraag of de keuze van een aantal verzoekers om de advocaten aan te wijzen al dan niet werd beïnvloed door deze verwijzing naar een pro bono bijstand. Op het moment van deze uitspraak hadden 249 slachtoffers die werden toegelaten om deel te nemen aan de procedure, volmachten verleend aan deze twee advocaten, terwijl 294 deelnemende slachtoffers die keuze niet hadden gemaakt (en dus vertegenwoordigd moesten worden door het OPCV). Sindsdien, na verdere herziening van de aanvraagformulieren door de Griffie, vertegenwoordigen deze twee advocaten meer dan 1.400 slachtoffers, terwijl het OPCV een groep van ongeveer 500 slachtoffers vertegenwoordigt. Deze uitspraak werd bevestigd door de Kamer van vooronderzoek (naar aanleiding van een verzoek van de aangewezen advocaten om de beslissing van de alleensprekende rechter inzake rechtsbijstand te herzien). De beslissing van de alleenstaande rechter heeft een groot aantal vragen en bekommernissen opgeroepen bij de gemeenschappen van slachtoffers, raadslieden van slachtoffers en een aantal maatschappelijke organisaties. In het bijzonder stelden sommigen zich vragen bij de impact ervan op toekomstige procedures, met inbegrip van de vraag of dit zou betekenen dat de slachtoffers hun raadsman niet daadwerkelijk zouden kunnen kiezen, tenzij onder de aanname dat zij dan zouden worden beroofd van elke rechtsbijstand van het Hof. Het artikel van ASF (PDF in het Engels) tracht een antwoord te geven op deze problemen en bespreekt, meer in het algemeen, de wettelijke vertegenwoordiging en de deelname van slachtoffers voor het Internationaal Strafhof in het licht van de huidige praktijk.
Foto © ICC-CPI