Indonesië: Een kakofonie aan juridische maatregelen als respons op de Covid-19 pandemie ten koste van de mensenrechten

IndonesiëMonitoring Covid-19Monitoring Covid-19NewsNews

Indonesië werd sterk getroffen door Covid-19. Volgens officiële gegevens staat Indonesië op de tweede plaats binnen Zuidoost-Azië met de meeste positieve gevallen en op de vijfde plaats wat betreft het sterftecijfer.[1] 20.5% van de gevallen met Covid-19 bevond zich in de hoofdstad Jakarta. Deze blogpost richt zich voornamelijk op de wettelijk reactie die werd aangenomen in de eerste fase van de pandemie, die tot ongeveer midden juni loopt. Verschillende regio’s versoepelden vanaf toen de “grootschalige sociale beperkingen” die waren aangenomen in de strijd tegen het virus.

Een hybride – en verwarrend – institutioneel antwoord op de Covid-19 crisis

Nadat de Indonesische overheid eerst de aanwezigheid van het virus binnen de archipel had ontkend, riep zij uiteindelijk toch de Noodtoestand uit op grond van de Noodwet van 1959, die er eerder voor bestemd is te reageren op staatsgrepen en andere dergelijke gebeurtenissen die een bedreiging vormen voor de overheidsinstellingen. Het maatschappelijk middenveld en de politieke oppositie uitten hierop kritiek waarna de regering uiteindelijk voor een meer genuanceerde aanpak koos en de president een gezondheidscrisis afkondigde op grond van de Wet betreffende Gezondheidsquarantaine nr. 6/18.[2] Ondertussen verklaarde het Nationaal Agentschap voor Rampenbestrijding (Bahasa – BNBP) Covid-19 vanaf januari 2020 tot natuurramp en nam het een aantal vroegtijdige maatregelen om de crisis in te dijken.[3] Doorgaans betreft het mandaat van het BNBP, op grond van de Disaster Management Law 24/2007, bedreigingen zoals tsunami’s, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen.

Hoewel volgens de voormalige wetgeving de verantwoordelijkheid voor het bestrijden van een pandemie ligt bij de centrale overheid, namelijk de president en de minister van Gezondheid, heeft president Jokowi een hybride juridische aanpak gekozen door enerzijds de maatregelen van de Quarantainewet toe te passen en anderzijds de BNBP aan te stellen als coördinator van de nationale werkgroep.[4]

Dit vormt niet enkel een juridische maar ook een praktische uitdaging aangezien de institutionele coördinatie bijzonder ingewikkeld is in Indonesië door het groot aantal betrokken entiteiten op zowel centraal als regionaal niveau. In de context van Covid-19 heeft elk ministerie op centraal niveau zijn beleidsprerogatieven behouden wat regelmatig heeft geleid tot de aanname van tegenstrijdige regelgeving. Zo heeft bijvoorbeeld het ministerie van Volksgezondheid ‘social distancing’- maatregelen opgelegd in het bedrijfsleven, die in strijd zijn met de regelgeving die werd aangenomen door het ministerie van Industrie.[5]

Het gebrek aan centrale coördinatie en het feit dat de centrale directie geen duidelijke richtlijnen had verschaft voor de uitvoering van de maatregelen die zij had afgekondigd, veroorzaakte een versnipperde aanpak op regionaal niveau.[6] Als gevolg daarvan stelde elke regio een andere termijn vast voor het versoepelen van de noodmaatregelen, op basis van hun eigen intuïtieve criteria en bij gebrek aan geharmoniseerde criteria inzake pandemieën. De kakofonie kon ook op centraal niveau worden waargenomen. Zo werd eind mei afgekondigd dat de economische activiteiten opnieuw hervat zouden worden, terwijl het aantal besmettingen op dat moment nog steeds toenam.[7] In dit kader is vastgesteld dat de overheid zich niet heeft gehouden aan de richtlijnen van de WHO, aangezien ze het sterftecijfer niet had opgenomen in de verschillende statistieken waarop zij haar besluit had genomen.[8]

Een door het beleid veroorzaakte vicieuze cirkel van kwetsbaarheid

Ook de keuze van het beleid gebeurde niet neutraal. De Wet betreffende Gezondheidsquarantaine voorziet in een reeks van 4 verschillende handelingen om een epidemie aan te pakken: thuisquarantaine, ziekenhuisquarantaine, lockdown en grootschalige sociale beperkingen (LSSR). De eerste drie handelingen zijn vrij nauw gedefinieerd in het licht van beperkingen van het vrije verkeer. Hun uitvoering moet gepaard gaan met maatregelen die bedoeld zijn om tegemoet te komen aan de basisbehoeften van de getroffen personen, met inbegrip van hun huisdieren en vee. De autoriteiten hebben op hun beurt het mandaat om sancties op te leggen aan degenen die de maatregelen niet respecteren.

Toch heeft de overheid echter beslist om grootschalige sociale beperkingen op de leggen, zoals de tijdelijke sluiting van scholen en een aantal openbare plaatsen en social distancing, in de plaats van een van de eerste drie opties. In de praktijk zorgden deze grootschalige sociale beperkingen voor een de facto lockdown en werd het reizen van de ene provincie naar de andere verboden en bestraft met een resem aan sancties – variërend van een waarschuwing of een verzegeling tot fysieke bestraffing en strafrechtelijke sancties – hoewel die niet worden voorzien in de Wet betreffende Gezondheidsquarantaine.[9] Dit doet de vraag rijzen naar de rechtsgrondslag voor dergelijke sancties, die voornamelijk op lokaal niveau werden toegepast. Zo heeft de gouverneur van Jakarta bijvoorbeeld een verordening uitgevaardigd die het niet-dragen van een mondmasker bij het schoonmaken van openbare voorzieningen sanctioneert.[10] Dit is een sanctie die volledig vreemd is aan het strafrecht en bijgevolg duidelijk in strijd is met het legaliteitsprincipe, zoals beschreven in artikel 1 van het Indonesische strafwetboek. Over het algemeen is het hele sanctieregime, ongeacht of het nu gaat om strafrechtelijk sancties of andere, waarschijnlijk in strijd met het principe van rechtszekerheid, verankerd in artikel 28D van de Indonesische grondwet . De politie heeft dus haar eigen regels aangenomen, door middel van interne kennisgeving[11] en een telegram[12] om het probleem aan te pakken, wat heeft geleid tot de verzwakking van de centrale overheid in het midden van de crisis.

Bovendien is het opleggen van sociale beperkingen, volgens de Quarantainewet, een maatregel die niet gepaard moet gaan met maatregelen die tegemoetkomen aan de basisbehoeften van de getroffen personen. Nochtans is, volgens artikel 28 c(1) van de grondwet, de vervulling van de basisbehoeften van de Indonesische bevolking een voorwaarde om hun recht op individuele ontwikkeling te kunnen realiseren. In een land met een grote zwarte markt en informele economische activiteiten, kan een strikte lockdown, zonder enige vorm van economische compensatie of sociale steun, niet anders uitdraaien dan in een diepe sociale crisis voor miljoenen Indonesiërs en de schending van hun mensenrechten.

Zowel tijdens de invoering van de grootschalige sociale beperkingen als daarna heeft de Indonesische overheid de kleine bedrijven en de kwetsbare bevolkingsgroepen verwaarloosd. Sociale zekerheid is beperkt in Indonesië en het post-covid-19-herstelplan richt zich voornamelijk op de particuliere economische actoren om de economische verliezen op te vangen.[13] Deze harde maatregelen hebben ertoe geleid dat sommigen, om te overleven, de maatregelen moesten schenden. De sanctie die zij hiervoor kregen zorgde voor het ontstaan van een vicieuze cirkel van kwetsbaarheid.

Auteurs : Yunita en Elisa Novic

De auteurs wensen LBH Jakarta and Laporcovid te bedanken voor hun bijdrage

[1] Voor het laatst geraadpleegd op 10 augustus 2020.

[2] Presidentieel besluit nr. 11 van 2020 over de bepaling van de ziekte van het Coronavirus 2019 (Covid-19).

[3] Zie o.a. BNPB-besluit nr. 9A van 2020 betreffende de vaststelling van de status van bepaalde noodsituaties van de ziekte-epidemie als gevolg van COVID-19 (28 januari 2020); BNPB-besluit nr. 13A van 2020 betreffende de verlenging van de status van bepaalde noodsituaties als gevolg van uitbraken van het coronavirus in Indonesië (29 februari 2020).

[4] Presidentieel decreet nr. 7 van 2020 betreffende de versnelling van de behandeling van het coronavirus 2019 (Covid-19), geleid door een stuurgroep van de taskforce (13 maart 2020), gewijzigd bij presidentieel decreet nr. 9 van 2020 (20 maart 2020).

[5] Verordening nr. 9 van het ministerie van Volksgezondheid van 2020 die de LSSR in het kader van Covid-19 begeleidt (3 april 2020). Circulaire nr. 4 van het ministerie van Industrie van 2020 met betrekking tot de operationele uitvoering van COVID -19-gezondheidsnoodtoestand in fabrieken (7 april 2020), gewijzigd bij circulaire nr. 7 van 2020 (9 april 2020).

[6] Ridzki Putra Ramadhan, Indonesië en COVID-19: Regeringskwesties Verordening inzake beperking van de sociale interactie (2020).

[7]   Zie Besluit nr. HK.01.07/MENKES/328/2020 van het Ministerie van Volksgezondheid (20 mei 2020), gevolgd door diverse lokale voorschriften. Op 20 mei 2020 waren er in totaal 19.189 gevallen, met 693 nieuwe gevallen ten opzichte van de dag ervoor.

[8] Volgens Laporcovid.org bedroeg het sterftecijfer van Jakarta 1505 personen, terwijl de officiële gegevens slechts 361 personen zouden tellen (9 mei 2020). Zie Covid-19 situatie op de reven belangrijkste Indonesische eilanden.

[9] De regering van Jakarta heeft ook Verordening nr. 47 van 2020 vastgesteld betreffende het vereiste van een vergunning om Jakarta binnen te komen. Een dergelijke maatregel mag echter alleen worden uitgevoerd in het kader van een lockdown beleid (dat het verkeer binnen de provincie beperkt).

[10] Verordening nr. 41 van de gouverneur van Jakarta van 2020 betreffende sancties tegen de uitvoering van de LSSR in Covid-19 in Jakarta.

[11] Indonesische politiemededeling nr.: 2/III/2020 betreffende de naleving van het COVID-19-beleid (19 maart 2020).

[12] Telegram van de Indonesische politie met betrekking tot LSSR nr. ST/1098/IV/HUK.7.1/2020 dat mensen kan criminaliseren tegen het gezag (4 april 2020), Telegram van de Indonesische politie met betrekking tot cyber nr. ST/1100/IV/HUK.7.1/2020 dat sancties geeft voor het bestrijden van bedrog en smaad aan de president / regering (4 april 2020).

[13] Verordening in plaats van wet (Bahasa acroniem Perppu) nr. 1 van 2020. Bovendien wordt in de verordening in plaats van de wet ook vermeld dat de overheid niet kan worden aangeklaagd voor gedragingen te goeder trouw die in de verordening worden genoemd.