Brussel, 8 oktober 2014 – Martina Johnson, die beschuldigd wordt van misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, werd enkele weken geleden door de Belgische politie aangehouden. De voormalige commandante van de rebellenbeweging Nationaal Patriottisch Front van Liberia werd in België namens drie Liberiaanse slachtoffers aangeklaagd in het kader van de wetgeving op de extraterritoriale rechtsmacht. Luc Walleyn, langdurig lid van de Raad van bestuur van Advocaten Zonder Grenzen, is de advocaat van de burgerlijke partijen in deze zaak: “Met deze aanhouding komt een einde aan een lange periode van straffeloosheid”.
Op het einde van de jaren 1980 raakten de Liberiaanse regeringstroepen slaags met strijders van de oppositiegroep National Patriotic Front of Liberia (NPFL of Nationaal Patriottisch Front van Liberia) onder leiding van Charles Taylor. Dat was het begin van een burgeroorlog, die bijna tien jaar duurde en 150.000 mensen het leven kostte. Als voormalig commandante van het NPLF en lijfwacht van Taylor wordt Martina Johnson ervan beschuldigd moorden en verminkingen te hebben begaan. Dat gebeurde eind 1992 tijdens de operatie Octopus, een van de bloedigste van de hele oorlog.
Luc Walleyn, advocaat internationaal strafrecht en bestuurslid van AdZG, werd in 2012 gevraagd om klacht in te dienen door drie personen die aanwezig waren bij massamoorden en die zelf bedreigd en gewond werden. Hij is opgetogen over de beslissing van het Belgische gerecht: “Ondanks de aanbevelingen van de Waarheids- en Verzoeningscommissie die in Liberia werd opgericht, deed de regering geen enkele inspanning om de daders van de tijdens de burgeroorlog gepleegde gruweldaden te vervolgen. Charles Taylor werd door het internationaal gerecht in 2012 veroordeeld, maar dat was voor de misdaden in Sierra Leone. De aanhouding van mevrouw Johnson is dus een belangrijke stap voor Liberia na een lange periode van straffeloosheid.”
Jean-Philippe Kot, expert internationaal recht bij AdZG, komt tot dezelfde slotsom: “Ik ben blij dat het gerecht twintig jaar na de feiten zijn werk doet. Sommige misdaden zijn zo erg dat ze de hele internationale gemeenschap aanbelangen. Een staat die zijn rechtsmacht uitoefent, handelt dan in het belang van de internationale gemeenschap en niet alleen in zijn eigen belang”.
De aanhouding van Martina Johnson is mogelijk geworden door haar aanwezigheid op Belgisch grondgebied. België heeft namelijk een wetgeving die de rechtbanken de macht geeft om misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en volkerenmoorden te berechten, waar ze ook begaan zijn, op voorwaarde dat er een band is met België. Op basis van die wet konden tussen 2001 en 2009 ook acht Rwandezen in Brussel veroordeeld worden voor hun deelname aan de genocide van 1994. Het onderzoek in het proces van mevrouw Johnson wordt de komende maanden verdergezet. Een assisenproces wordt pas over een of twee jaar verwacht.
Lees het interview van Luc Walleyn in De Standaard van 27 september 2014 (pdf in het Nederlands)