OegandaNewsTransitionele JustitieRechten van slachtoffers
Op 17 juni 2019 kondigde de Oegandese regering aan dat het Nationale Beleid op Overgangsjustitie (NBOJ) werd aangenomen, nadat het proces om het beleid op te stellen en aan te nemen tien jaar had geduurd. De officiële publicatie van het Beleid kwam er in september. Met het aannemen van het Beleid komt de regering gedeeltelijk haar engagementen na aangaande verantwoording en verzoening. Deze werden aangegaan tijdens het vredesproces van Juba dat in 2006 van start ging. Ook komt de regering zo haar grondwettelijke verplichtingen na.
In het algemeen voorziet het NBOJ in het juridisch en institutioneel raamwerk voor de onderzoeken, vervolgingen, processen binnen het formele systeem, schadevergoedingen en alternatieve aanpakken voor justitie. Deze onderwerpen zijn samengebracht binnen vijf prioritaire thema’s: formele justitie, traditionele justitie, natievorming, amnestie en schadevergoedingen. Verwacht wordt dat het NBOJ zal helpen om vrede, stabiliteit en sociale cohesie te bewerkstelligen.
Waarom is een Nationaal Beleid op Overgangsjustitie belangrijk?
Het aannemen van het NBOJ geeft hoop, in het bijzonder aan de slachtoffers die al twee decennia in onzekerheid worden gehouden over of, waar en hoe de tegen hen begane misdaden zouden behandeld worden. Bijkomend geeft het ook een – weliswaar vaag – overzicht van hoe de relevante belanghebbenden zouden kunnen bijdragen aan de uitvoering van het beleid. Het Beleid geeft specifiek aan dat waar de regering de juiste voorwaarden voor zijn uitvoering zal voorzien, het Beleid toch zal uitgevoerd worden met een multi-sectoriële, multi-dimensionele aanpak die gestoeld is op samenwerking tussen verschillende belanghebbenden. Financiering zal van de overheid komen maar ook van niet-gouvernementele actoren zoals ontwikkelingspartners, de private sector en middenveldorganisaties.
De lange weg tot de Beleidstekst
De ontwikkeling van het NBOJ komt voort uit een initieel breed, consultatief, participatief en inclusief proces dat geïnformeerd was door studies en onderzoeken die uitgevoerd waren door de Justice Law and Order Sector (JLOS), en door consultaties met en door middenveldorganisaties. Meer inspanningen werden geleverd om standpunten en bijdragen van het middenveld te verzamelen via de Werkgroep Overgangsjustitie, een initiatief van de JLOS tijdens de eerste fase van het opstellen van het beleid. In latere fases echter werd de Werkgroep Overgangsjustitie omgezet in een plenaire vergadering die beperkt werd tot overheidsambtenaren, waardoor middenveldorganisaties uitgesloten werden van het proces. Om het momentum voor beïnvloeding te behouden, ondernamen middenveldorganisaties initiatieven om consultatieve gesprekken te houden binnen hun netwerken en om feedback te geven aan de JLOS. Ze pleitten voor het aannemen van het beleid door platformen te voorzien voor belanghebbenden, met inbegrip van het Greater North Parliamentary Forum voor parlementsleden, en zetten druk om de ontwikkeling van het NBOJ te versnellen.
Wat nu?
Als het NBOJ zijn doelstellingen wil behalen, is het belangrijk dat zijn uitvoering niet langer uitgesteld wordt en dat sommige onderdelen van het beleid verduidelijkt worden.
Ten eerste moet het Ministerie van Binnenlandse Zaken, toevertrouwd met de leiding over de uitvoering van het beleid, een effectieve coördinatiestructuur opzetten die bevoegd is om beleidskeuzes over verschillende sectoren heen te implementeren en om de respectieve bijdragen van de verschillende actoren die betrokken zijn bij de implementatie te coördineren. In het bijzonder moet deze coördinatiestructuur de deelname van middenveldorganisaties organiseren, aangezien deze een sterke en betrouwbare verbinding hebben opgebouwd met de begunstigden van het beleid in post-conflictgebieden, in het bijzonder met slachtoffers van mensenrechtenschendingen.
Ten tweede laat het beleid, dat weliswaar een algemeen raamwerk is, een aanzienlijk deel van zijn uitvoeringsmodaliteiten afhangen van het aannemen van een aantal complementaire wetten. Zo maakt het Beleid onder andere van het aannemen van een Overgangsjustitiewet, en wetgeving op Getuigen- en Slachtofferbescherming, Overgangsjustitiemechanismes, en volledige schadevergoedingen, noodzakelijke voorwaarden voor zijn eigen uitvoering. Gezien het ellenlange proces dat het aannemen van het beleid voorafging, zouden nog meer bureaucratische vertragingen alleen maar bijdragen aan een algemeen gevoel van gelatenheid onder belanghebbenden binnen overgangsjustitie, in het bijzonder bij de slachtoffers.
Tot slot blijft het onderdeel van het beleid over schadevergoedingen behoorlijk vaag. Het idee van een fonds voor schadevergoedingen, dat in eerdere versies van het beleid nog vermeld was, is nu uit de definitieve tekst gelaten. De NJOB verwijst nu immers naar een ‘geconsolideerd fonds’ zonder verdere details. Het beleid zegt verder niks over de kwestie van schadevergoedingen die door de rechtbank aan slachtoffers van wreedheden toegekend worden, noch over de concrete middelen voor slachtoffers om langs gerechtelijke weg schadevergoeding te bekomen (met inbegrip van, maar niet beperkt tot financiële compensatie). Schadevergoedingen over het hoofd zien zou de doelstellingen van het Beleid in het gedrang brengen. Slachtoffers in Oeganda hebben inderdaad duidelijk gemaakt dat zij van alle resultaten van hun deelname aan de verantwoordingsprocessen het meest van al schadevergoeding verwachten. Het ontbreken van enig perspectief op een schadevergoeding zal dus waarschijnlijk de voornaamste motivatie voor slachtoffers wegnemen om deel te nemen aan de strafprocedure, of zelfs aan alle mechanismes voor overgangsjustitie die er in de toekomst nog zouden komen.
Wij gebruiken cookies om de beste ervaring op onze website te garanderen. Als u deze site blijft gebruiken, gaan wij ervan uit dat u er tevreden mee bent.Ok