Transitionele justitie: Katalysator voor revolutionaire verandering?

Transitionele justitie heeft lang getracht het historische onrecht aan te pakken dat aan de basis ligt van aanhoudende maatschappelijke, economische, burgerlijke en politieke grieven. Het wordt echter steeds vaker gebruikt om een meer revolutionaire taak na te streven: het vormgeven van de toekomst door middel van verzetspraktijken die tegelijkertijd de daders en aanstichters in het Zuiden en het Noorden ter verantwoording roepen.

De massale Arabische opstanden tegen de regering van 2011, bijvoorbeeld, waren erop gericht decennia van structureel onrecht en autoritair bewind uit de weg te ruimen. Transitionele justitie in de Arabische regio en andere delen van het Zuiden gebruikt verzet tegen koloniaal en neokoloniaal onrecht uit het verleden en het heden als drijvende kracht om deze revolutionaire doelstellingen te helpen verwezenlijken.

Sommige van deze inspanningen vinden plaats in de context van “politieke transitie”, waardoor ze binnen het theoretische en praktische domein van de transitionele justitie vallen. Strategische en activistische procesvoering, met name via universele rechtspraakkanalen, zijn opkomende praktijken die gericht zijn tegen samenzweerders uit het Zuiden en het Noorden. In november 2021 bijvoorbeeld klaagde de Zweedse openbare aanklager de directie van oliemaatschappij Lundin Energy aan wegens medeplichtigheid aan het plegen van oorlogsmisdaden door het Soedanese leger in Zuid-Soedan tussen 1999 en 2003. Leidinggevenden van Lundin Energy vroegen de Sudanese regering om een olieveld veilig te stellen, waarvan ze naar verluidt wisten dat dit met geweld moest worden veiliggesteld, in een context van een wrede burgeroorlog waarbij duizenden doden vielen en 200.000 mensen op de vlucht sloegen. Aanklagers dienden een verzoek in dat Lundin 161,7 miljoen dollar moet betalen vanwege de winsten die het bedrijf in Soedan heeft gemaakt.  

Banken en multinationals zijn en worden nog steeds ontmaskerd vanwege hun medeplichtigheid aan het in stand houden van dictaturen en het plegen van misdaden tegen de menselijkheid, zoals in Libië, Tunesië, Soedan, Syrië, de Filippijnen en andere landen. Ook wordt getracht Westerse regeringen en wapenexporteurs ter verantwoording te roepen voor hun medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, zoals in Jemen en Egypte. Beleidsmakers, politici, het maatschappelijk middenveld en gewone burgers eisen echter ook actief herstel op verschillende niveaus, onder meer via politieke en grassrootsbewegingen.  

Het programma voor herstelrecht van de Caribische Gemeenschap (CJRP) van 2014 is een voorbeeld van hoe maatregelen in het kader van transitionele justitie eruit zouden zien in een context die nog steeds gebukt gaat onder de erfenis van het kolonialisme. Dergelijke oproepen tot herstelbetalingen en verontschuldigingen vallen niet goed bij voormalige koloniale en pro-autoritaire machten en instellingen, die in plaats daarvan hun spijt en verdriet over het verleden hebben betuigd zonder hun verantwoordelijkheid voor het herstel ervan te erkennen. Afrikaanse en Caribische leiders uitten hun frustraties over de toespraak van toenmalig prins Charles tijdens de 26ste bijeenkomst van het Gemenebest in juni 2022, waarin geen verontschuldigingen, noch beloften voor herstelbetalingen werden aangeboden.

De dood van koningin Elizabeth II heeft in sommige voormalige gekoloniseerde landen, met name in het Caribische gebied, opnieuw ernstige discussies op gang gebracht over herstelbetalingen, verontschuldigingen en het zich losmaken van de Britse monarchie. Nadat Barbados in november 2021 koningin Elizabeth als staatshoofd heeft afgezet, hebben verschillende andere Caribische landen aangekondigd referenda te zullen houden om te beslissen of ze hetzelfde zullen doen.

Afgezien van deze belangrijke ontwikkelingen in verband met de overgang binnen de Britse monarchie, bieden de ontwikkelingen in de Arabische regio ook verdere voorbeelden van hoe transitionele justitie wordt gebruikt als een instrument van verzet tegen het onderdrukkende verleden, heden en toekomst, door zowel het autoritaire bewind, als de rol van de internationale bondgenoten (al dan niet koloniaal) onder de loep te nemen.

Actoren in de Arabische regio en de diaspora streven deze inspanningen na op verschillende niveaus van de transitionele justitie, onder meer door de bescherming van historische verhalen over slachtofferschap en daderschap, alsook door initiatieven voor waarheidsvinding en het afleggen van verantwoording. Het is nu duidelijk dat de opstanden van 2011 tegen de regering in de Arabische regio niet hebben geleid tot een “transitie” naar vreedzamere samenlevingen in de voorbije tien jaar. Toch zijn er belangrijke lessen te leren uit de gewelddadige nasleep ervan.

Elk proces van transitionele justitie dat historisch onrecht aanpakt door ze in de tijd te verdelen, en door het autoritaire bewind los van zijn medeplichtige buitenlandse bondgenoten aan te pakken, zal mislukken. Om doeltreffend te zijn moet transitionele justitie worden nagestreefd als een permanent en evolutief proces dat zich aanpast aan de zich ontwikkelende context ter plaatse. Dat moet echter gebeuren door die ontwikkelingen in hun historische context te zien.

Actoren in de Arabische regio en de diaspora hebben dus gebruik gemaakt van documentatie, universele rechtspraak, kunst, activisme en politiek engagement om zich te verzetten tegen vroeger en aanhoudend politiek en economisch structureel onrecht met het oog op een verandering vanhun toekomst. Gezien het structurele karakter van dit onrecht, zullen dergelijke inspanningen noodzakelijkerwijs de aandacht vestigen op – en actie eisen met betrekking tot – historisch onrecht dat diep in het verleden graaft en waarvan de erfenis het heden en de toekomst diepgaand beïnvloedt, indien deze onveranderd blijft.

De verantwoordelijkheid voor dit verleden (en heden) verbindt West en Oost, Zuid en Noord echter onlosmakelijk met elkaar. Daarom is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om te spreken van een apolitiek proces bij transitionele justitie in een dergelijke context van hernieuwd autoritarisme, neokolonialisme en andere vormen van geweld. Wijdverspreide en systematische corruptiepraktijken in het Zuiden – vooral in financiële zin – worden vaak gefaciliteerd door banken, internationale financiële instellingen en regeringen in het Noorden. Zoals Ruben Carranza aantoont, met name aan de hand van het voorbeeld van de Filippijnen, hebben actoren uit het Zuiden geprobeerd – en zijn daar op verschillende manieren in geslaagd – om barsten te slaan in de juridische structuren die gunstig zijn voor Westerse economische actoren die medeplichtig zijn aan misdaden van dictaturen in het Zuiden.

Transnationaal activisme in de vorm van samenwerking tussen binnenlandse en internationale actoren, vooral in de context van het maatschappelijk middenveld, heeft ook lang gediend om de inspanningen te bevorderen rond de verantwoording van wreedheden uit het verleden in verschillende delen van de wereld, waaronder Latijns-Amerika en Afrika. Twee cruciale factoren hebben het succes van deze transnationale inspanningen echter vergemakkelijkt: politieke wil en institutionele capaciteit. In de huidige context van de Arabische regio is geen van beide cruciale factoren in overvloed aanwezig.

Ondanks deze stand van zaken blijft het verzet tegen de onderdrukkende postkoloniale staat en de internationale bondgenoten centraal staan bij de transitionele justitie in de Arabische regio en ontvouwt het zich op verschillende manieren. Zoals ik elders heb betoogd, is transitionele justitie in de Arabische regio zowel naar binnen als naar buiten gericht: men richt zich tegelijkertijd tegen het postkoloniale autoritaire bewind en de externe helpers. Tegelijkertijd vormen de advocaten, mensenrechtenactivisten, professionals uit het maatschappelijk middenveld en activistische intellectuelen die zich bezighouden met deze praktijken van verzet in de Arabische regio sterke allianties met externe, meestal niet-statelijke, actoren in hun streven naar rechtvaardigheid. Het doel waar hun engagement om draait is belangrijk: de medeplichtigheid van het Zuiden en het Noorden aan civiele, politieke, economische en maatschappelijke misdaden, en het plegen ervan.

Samenlevingen die gebukt gaan onder geweld en onrecht, doen aan vormen van antikoloniaal en antiautoritair verzet die verankerd zijn in processen van transitionele justitie die verleden, heden en toekomst met elkaar verbinden. In die zin wordt transitionele justitie eerder beoefend als een vorm van verzet dan als een mechanisme met een definitief einde. Koloniale en autoritaire machten politiseren de tijd en de tijdelijkheid door slechts hun rol in het gewelddadige verleden te erkennen (hoewel dit natuurlijk niet altijd het geval is), en zich niet in te zetten voor het herstel van de schade die ze hebben veroorzaakt. Door deze weigering om zich te verontschuldigen en te herstellen verschansen het verzet en het proces van transitionele justitie zich.

Zoals Hugo van der Merwe en M. Brinton Lykes betogen, om een zinvolle en impactvolle transitionele justitie te garanderen, moeten we “eisen dat pleitbezorgers, onderzoekers en activisten hun werk op lange termijn zien – en hun werk omarmen als leerkrachten en beoefenaars van transformatie op langere termijn.”

Als instrument van verzet tegen koloniale en postkoloniale autoritaire regimes kan transitionele justitie een doeltreffend kanaal zijn dat het verleden verbindt met het heden en de toekomst. Herstelbetalingen zijn een voorbeeld van beleid dat kan worden ingevoerd om met het verleden af te rekenen op een manier die ervoor zorgt dat de gewelddadige erfenis ervan niet langer de toekomst bepaalt. Deze strijd wordt echter gevoerd op meerdere fronten die “plaatsen van politieke, juridische en culturele strijd” zijn. Gezien deze ontwikkelingen in het streven naar gerechtigheid in de Arabische regio en andere delen van het Zuiden, zou transitionele justitie een katalysator voor revolutionaire verandering kunnen worden.

Auteur

Noha Aboueldahab is Assistant Professor aan de Georgetown University in Qatar, waar zij internationaal recht doceert. Ze is ook Senior Nonresident Fellow bij de Middle East Council on Global Affairs en co-voorzitter van de Transitional Justice and Rule of Law Interest Group bij de American Society of International Law. Haar binnenkort te verschijnen boek onderzoekt de rol van Arabische diaspora’s in het internationaal recht en overgangsrechtspraak.

Transitional Justice & Historical Redress

Dit artikel werd gepubliceerd in het kader van de speciale reeks Transitional Justice & Historical Redress, een samenwerking tussen Advocaten Zonder Grenzen en het Leuvens Instituut voor Criminologie.