Oeganda – Kennis, houdingen en praktijken met betrekking tot voorlopige hechtenis 

OegandaDetentie

AdZG publiceerde recent een rapport over het kennisniveau, de houdingen en de praktijken van de belangrijkste stakeholders met betrekking tot voorlopige hechtenis binnen het strafrechtelijk systeem in Oeganda. Het onderzoek werd uitgevoerd in vier steden: Gulu, Arua, Lamwo en Kampala. In totaal werden 405 leden van de gemeenschap, 96 arrestanten, 54 gevangenen en 47 functionarissen van justitie en instellingen voor de openbare orde (JLOS; Justice Law and Order Section) en rechtshulpverleners geïnterviewd, waarbij zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden werden gebruikt. Het rapport belicht de belangrijkste oorzaken van schendingen van procedurele en grondwettelijke rechten. Op basis van de verzamelde feiten geeft het rapport aanbevelingen voor actie en positieve hervormingen op het gebied van voorlopige hechtenis.

Voorlopige hechtenis in Oeganda

Oeganda beschikt over een uitgebreid wettelijk kader dat voorlopige hechtenis reglementeert, met gedetailleerde bepalingen over procedurele en grondwettelijke rechten. De naleving van deze bepalingen blijft echter een uitdaging. Veel mensen die met het strafrechtelijk systeem in aanraking komen, worden het slachtoffer van mensenrechtenschendingen. Het gaat onder meer om willekeurige of onwettige arrestaties, het overschrijden van de toegelaten periode van voorarrest, een gebrek aan toegang tot borgtocht of schendingen van het recht op verplichte borgtocht. De meest kwetsbaren en behoeftigen krijgen het vaakst te maken met niet-naleving van die procedurele en grondwettelijke rechten.

Belangrijkste uitdagingen

Uit het rapport blijkt dat het gebrek aan kennis bij de bevolking over de grondwettelijke en procedurele rechten in afwachting van een proces een grote uitdaging is die de voortdurende schending van rechten tijdens hechtenis verergert. Slechts de helft (50%) van de respondenten in de gemeenschap kon een aantal rechten van arrestanten benoemen. Rechten zoals (1) het recht om binnen 48 uur na arrestatie voor de rechtbank te verschijnen, (2) het recht om op verplichte borgtocht te worden vrijgelaten, (3) het recht op toegang tot een advocaat en (4) de wettelijke bepalingen met betrekking tot het recht op borgtocht zijn niet bekend bij een meerderheid van de bevolking (minder dan 50% van de respondenten was zich bewust van deze rechten).

De gevangenen die tijdens het onderzoek werden geïnterviewd, waren iets beter op de hoogte van hun rechten. Wellicht kan dit worden toegeschreven aan de sensibiliseringssessies die door gevangenispersoneel en ngo’s werden georganiseerd.

Het gebrek aan kennis van belangrijke procedurele en grondwettelijke garanties, zowel binnen de gemeenschap als in detentiecentra, is geen verrassende bevinding. Het bevestigt echter opnieuw het belang om deze informatie wijder te verspreiden, zodat rechthebbenden in staat worden gesteld om respect voor hun rechten af te dwingen.

Houdingen en percepties

Wat de houding en perceptie betreft, tonen de bevindingen een gebrek aan vertrouwen in bepaalde strafrechtelijke instellingen, met name in de Uganda Police Force (UPF). Respondenten uit de gemeenschap maakten gewag van problemen zoals vertraging en inefficiëntie bij de behandeling van zaken, evenals corruptie.

Zowel arrestanten als gevangenen meldden dat ze weinig vertrouwen hadden in de politie bij het behandelen van zaken en lieten optekenen dat hun om smeergeld was gevraagd.

Zo’n groot wantrouwen in de politie kan de toegang tot justitie en de mensenrechten belemmeren, omdat gemeenschappen die de politie niet vertrouwen minder geneigd zullen zijn om aangifte te doen of met de politie samen te werken, en gedetineerden zich minder zelfverzekerd voelen om de naleving van hun rechten op te eisen in interactie met de politie.

Een gevolg van het wantrouwen jegens de politie was ook de bevinding dat de meerderheid (57%) van de gemeenschapsleden meer vertrouwde op lokale of culturele rechtbanken dan op de politie om hun zaken te behandelen, vooral in landelijke gebieden zoals Lamwo en Arua.

Praktijken

Ten slotte trachtte de studie ook de heersende praktijken met betrekking tot voorlopige hechtenis en de toegang tot justitie in kaart te brengen om te begrijpen hoe de realiteit kan verschillen van de bepalingen in de wet. Een bijzonder opmerkelijke bevinding onder de respondenten van de gemeenschap betrof de gangbaarheid van volksjustitie: ongeveer 89% van de respondenten erkende het bestaan daarvan in hun gemeenschap. Wat arrestatie door de politie betreft was een belangrijke bevinding uit de enquêtes dat arrestanten gemiddeld 5,3 dagen werden vastgehouden, veel langer dan de wettelijke limiet van 48 uur. Tot slot werd ook een belangrijke kwestie aangekaart met betrekking tot rechtsbijstand: slechts 16% van de politiearrestanten en 30% van de gevangenen had toegang tot een advocaat.

Perspectieven en uitdagingen voor de rechtshandhaving

Om de bovenstaande bevindingen in de juiste context te plaatsen, werd in het onderzoek ook gepolst naar de meningen van de functionarissen over hun rol in de bescherming van procedurele en grondwettelijke rechten en hun houding en praktijken binnen het strafrechtsysteem. Stakeholders van verschillende instellingen werden geïnterviewd, waaronder de Uganda Police Force (UPF), de rechterlijke macht, de Office of the Directorate of Public Prosecutions (ODPP), de Uganda Prisons Service (UPS), culturele prominenten en lokale raadsleden, reclasseringsambtenaren en de verantwoordelijke van een centrum voor voorarrest.

De geïnterviewden demonstreerden over het algemeen een solide kennis van hun rol in de handhaving van grondwettelijke en procedurele rechten. Ze benadrukten daarnaast het feit dat de uitvoering van hun rollen onderling afhankelijk is binnen de strafrechtketen (politie, gevangenis, rechterlijke macht, ODPP). Maar ze identificeerden ook verschillende structurele uitdagingen die hen sterk belemmerden bij de uitvoering van hun taken. Naast de verwachte uitdagingen op het gebied van personele middelen en ontoereikende financiering, vermeldden ze ook lacunes in de coördinatie tussen JLOS-instellingen en een verstoord machtsevenwicht binnen het strafrechtsysteem.

Tot slot bleken uit interviews met advocaten en juridisch medewerkers belangrijke problemen in de rechtshulpverlening, waaronder het gebrek aan dienstverlening in plattelandsgebieden zoals Lamwo, en financieringstekorten. Dergelijke bevindingen benadrukken de dringende noodzaak voor de overheid om de toegang tot rechtsbijstand tot een kwestie van nationaal beleid te maken.

Bescherming van procedurele en grondwettelijke rechten door toegang tot justitie (2020-2023)

Advocaten Zonder Grenzen (AdZG) heeft in samenwerking met het Legal Aid Service Providers Network (LASPNET) een driejarig project (2020-2023) uitgevoerd: “Bescherming van procedurele en grondwettelijke rechten door toegang tot justitie” in de districten Kampala, Arua, Gulu, Hoima, Lamwo, Kitgum, Wakiso en Masindi.