Vrijspraak voor Jean-Pierre Bemba: de lessen moeten nu getrokken worden

Congo (de Democratische Republiek)Internationale JustitieInternationale JustitieNewsNews

Brussel, 11 juni 2018 – De vrijspraak in hoger beroep voor Jean-Pierre Bemba door het Internationaal Strafhof laat vele duizenden Centraal-Afrikaanse slachtoffers zonder antwoord achter nadat ze extreme gewelddaden moesten ondergaan tijdens het gewapend conflict. In 2016 had het Internationaal Strafhof (ICC) Jean-Pierre Bemba, de voormalige vicepresident van de Democratische Republiek Congo, nog verantwoordelijk geacht voor de misdaden begaan door zijn strijdkrachten van de Mouvement de Libération du Congo tegen de Centraal-Afrikaanse burgerbevolking tussen oktober 2002 en maart 2003, in steun van het regime van Ange-Félix Patassé. Hij werd in eerste aanleg veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf wegens misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. De beslissing in hoger beroep die het ICC afgelopen vrijdag 8 juni nam om meneer Bemba vrij te spreken, betekent niet alleen een ernstige tegenslag voor de verwachtingen van de 5.000 slachtoffers die naar voren waren getreden. Het ondergraaft ook de hoop op gerechtigheid na de misdaden begaan in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Een dergelijk resultaat na een procedure van bijna tien jaar laat een bittere nasmaak achter wat betreft de capaciteit van het internationaal recht, belichaamd door zijn hoogste instantie, om de strijd tegen straffeloosheid aan te gaan. Het argument dat meneer Bemba zijn troepen niet onder controle had van zodra zij zich op Centraal-Afrikaans grondgebied bevonden, riskeert een erg onrustwekkend signaal te sturen naar alle bevelhebbers van groeperingen die in de regio opereren en de grenzen juist negeren. Ook al is deze vrijspraak waarschijnlijk legitiem vanuit juridisch oogpunt en getuigt zij van respect voor de internationale standaarden met betrekking tot een eerlijk proces, toch laat ze vele duizenden slachtoffers verweesd achter, en zeker de slachtoffers van seksueel geweld. Deze blijven verstoken van erkenning en schadevergoedingen, wat in schril contrast staat met de enorme hoeveelheid aan middelen die in deze zaak is ingezet. Er werd in deze zaak uitvoerig beroep gedaan op de slachtoffers. Zij hielden hun hoop levendig in afwezigheid van ieder ander uitzicht op gerechtigheid op korte termijn. Hun deelname aan dit soort procedures betekent dikwijls een risico voor henzelf en hun families, die onder druk worden gezet en met vergeldingsmaatregelen bedreigd worden. De zaak-Bemba is hier geen uitzondering op: de beschuldigde werd door het ICC veroordeeld voor het beïnvloeden van getuigen. Deze beslissing riskeert het internationaal recht in diskrediet te brengen en zo het werk van ASF en andere organisaties met de slachtoffers nog moeilijker te maken. Dit komt al helemaal ongelegen nu het Speciaal strafhof voor de Centraal-Afrikaanse Republiek in gereedheid wordt gebracht in Bangui. In afwachting van de publicatie van de uitspraak, stelt ASF voor om alvast lessen te trekken uit deze zaak. De organisatie beklemtoont de noodzaak om de rechtstoegang en schadevergoedingen voor de slachtoffers van gewapende conflicten te verzekeren, los van het Internationaal Strafhof, door nationale mechanismen te versterken die internationale misdaden vervolgen en door uitgebreidere mechanismes voor overgangsjustitie te ontwikkelen. ASF roept ook op om alles in het werk te stellen opdat het moment van gerechtigheid voor de slachtoffers geen nieuwe klap wordt waarbij het ontzeggen van gerechtigheid bovenop de oorspronkelijke tegenslag komt.
Foto © CPI-ICC, 2017