Persbericht: Arrest van het Internationaal Gerechtshof in de zaak DRC/Oeganda: zorgen voor een plaats voor de slachtoffers bij de uitvoering van het herstelbevel

Congo (de Democratische Republiek)OegandaTransitionele Justitie

Op 9 februari 2022 veroordeelde het Internationaal Gerechtshof Oeganda tot betaling van een schadevergoeding van 325.000.000 dollar aan de Democratische Republiek Congo (DRC) voor de schade die aan mensen, eigendommen en natuurlijke hulpbronnen is toegebracht tijdens de militaire interventie van Oeganda in de DRC tussen 1998 en 2003.  Dit volgt op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 2005, waarin het Oeganda verantwoordelijk achtte voor de schending van het beginsel van non-interventie bij zijn (directe en indirecte) militaire acties in deze periode.

In dit arrest stelde het Hof vast dat de Oegandese strijdkrachten zich schuldig hadden gemaakt aan “moord, foltering en andere vormen van onmenselijke behandeling van de Congolese burgerbevolking, verwoesting van burgerdorpen en -gebouwen, geen onderscheid hadden gemaakt tussen burgerlijke en militaire doelen en de burgerbevolking niet hadden beschermd in gevechten met andere strijders, kindsoldaten hadden opgeleid, etnische conflicten hadden aangewakkerd […] en daden van plundering en exploitatie van Congolese natuurlijke rijkdommen hadden begaan”.

Het arrest over herstelbetalingen is een belangrijke stap voorwaarts in de erkenning door de internationale justitie van het recht op herstelbetalingen voor oorlogsslachtoffers in de DRC. Deze uitspraak bevestigt tevens de verplichting van de bezettende machten om de schade te vergoeden die het gevolg is van hun directe en indirecte acties, die in strijd zijn met het internationaal recht. 

Hoewel de schadevergoeding veel lager is dan de 11 miljard dollar die door de DRC geëist werd, is het toch de grootste schadevergoeding voor massale schendingen van de mensenrechten en van het internationaal humanitair recht die tot nu toe door een internationaal hof toegekend is.

We zijn ook verheugd over het feit dat het Hof geen strikt verband heeft geëist tussen herstelbetalingen en het aantonen van specifieke schade. In het arrest erkent het Hof dat de bijzondere context van de conflicten in de DRC grote problemen heeft opgeleverd voor de vaststelling van de feiten, wegens het grote aantal slachtoffers en de betrokken strijdende partijen, alsmede wegens de vernietiging en de ontoegankelijkheid van bewijsstukken.

We betreuren evenwel dat het Hof enigszins ondoorzichtig is geweest over de methode die is toegepast (i) bij de beoordeling van het bewijsmateriaal dat het als voldoende bewijskrachtig heeft aanvaard en (ii) bij de vaststelling van het bedrag van de schadevergoeding.

Het Hof heeft er ook voor gekozen de schadevergoeding toe te kennen als een forfaitair bedrag in plaats van afzonderlijk. Dit betekent dat de DRC in feite wordt opgezadeld met de moeilijke taak om te bepalen hoe de toegekende herstelbetalingen eerlijk verdeeld moeten worden.

We zijn ook opgetogen over het voornemen van de Congolese autoriteiten om voor dit doel een fonds voor de schadeloosstelling van slachtoffers op te richten. Het zal van essentieel belang zijn de slachtoffers en de verenigingen van slachtoffers nauw te betrekken bij de ontwikkeling van een methode om de begunstigden te identificeren en de modaliteiten van deze herstelbetalingen vast te stellen.

We roepen de Congolese autoriteiten tevens op een alomvattend en samenhangend herstelbeleid te ontwikkelen om tegemoet te komen aan de behoeften van alle slachtoffers van mensenrechtenschendingen tijdens de vele conflicten in de DRC, en ervoor te zorgen dat de door Congolese hoven en rechtbanken gedane uitspraken inzake herstelbetalingen uitgevoerd worden.

Dit besluit is ook een duidelijk signaal aan de Congolese autoriteiten: de tijd vaagt de ernstige schendingen van de mensenrechten in de DRC niet weg. 

Ten slotte betreuren we het dat het Hof heeft besloten de zaak niet verder te behandelen tot de definitieve betaling van de herstelbetalingen. Gezien het gebleken onvermogen van de DRC en Oeganda om tot een wederzijds akkoord over de kwestie van de herstelbetalingen te komen en gezien de afwijzing door Oeganda van de arresten van het Internationaal Gerechtshof, zou een mechanisme om de naleving van het arrest van het Hof na de uitspraak te waarborgen, wenselijk geweest zijn.

We doen een beroep op de Oegandese regering om op constructieve wijze met de Congolese autoriteiten over deze kwestie van gedachten te wisselen en zich volledig te voegen naar het herstelbevel van het Internationaal Gerechtshof.

Nu de betrekkingen tussen de DRC en Oeganda verbeteren, zijn we ervan overtuigd dat een snelle uitvoering van de beslissing van het Internationaal Gerechtshof inzake herstelbetalingen kan bijdragen tot het herstel van de betrekkingen tussen beide landen.