Decennialang stonden Nederlandse politici niet te trappelen om het slavernijverleden aan te pakken. In plaats daarvan zetten de burgerinitiatieven wel door. Een daarvan zijn de Keti Koti (‘verbroken ketenen’) dialoogtafels, een ‘nieuwe traditie’ ontwikkeld door Mercedes Zandbergen en Machiel Keestra, georganiseerd rond 1 juli, om de afschaffing van de slavernij te herdenken en de emancipatie te vieren. In juni 2022 was onze Universiteit voor Humanistiek medeorganisator van de Keti Koti-dialoogtafels. Onder begeleiding van een koor van Nederlands-Surinaamse vrouwen die slavenliederen zongen, en door middel van zorgvuldig geformuleerde vragen, deelden studenten, docenten, partners en gasten hun voorbije en persoonlijke uitdagingen en ervaringen, zittend tegenover elkaar aan een lange tafel. Deze dialoogtafels worden in heel Nederland georganiseerd.
De Keti Koti-dialoogtafel is een ritueel om de geschiedenis te eren. Het ritueel creëert een bewustzijn dat de geschiedenis van de slavernij een gedeeld verleden is; aan de ene kant een verleden van discriminatie, uitbuiting en stigmatisering, aan de andere kant een verleden van privileges en verrijking. De dialoogtafel fungeert echter ook als een ritueel van actief burgerschap. Zoals de filosofe Judith Butler ons leerde: rouwen is een politieke en ethische daad; de persoon om wie gerouwd wordt, maakt deel uit van de samenleving. Gedeelde rouw over een gedeeld verleden draagt bij tot de totstandkoming van een inclusieve samenleving.
De Keti Koti-dialoogtafel zou dan ook een goed voorbeeld kunnen zijn van wat verschillende wetenschappers actief rond transitionele justitie (waaronder Paul Gready en Simon Robins) “transformatieve gerechtigheid” hebben genoemd – een systemische benadering om onrecht aan te pakken, gefocust op bemiddeling, participatie en opbouwen van relaties om verandering tot stand te brengen. Rituelen kunnen sociale banden herstellen en misschien kunnen initiatieven voor dialoog vanuit de achterban bijdragen tot historisch herstel van het slavernijverleden?
Deze rituele dialogen begonnen bij een engagement van Nederlands-Caribische gemeenschappen in de jaren negentig, dat resulteerde in “diep berouw”, uitgesproken door de Nederlandse minister op de Durban Conferentie tegen Racisme in 2001. Dit resulteerde in de oprichting van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) en een slavernijmonument in Amsterdam (2002), onthuld door koningin Beatrix, die hetzelfde ‘diepe berouw’ uitsprak. De afgelopen jaren werd de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij op 1 juli op de nationale televisie uitgezonden. Bij de 150ste verjaardag in 2013 was de aanwezigheid van koning Willem-Alexander louter symbolisch. In 2020 werd de nationale herdenking over institutioneel racisme echter besproken in het Nederlandse parlement, met als resultaat dat de regering een ‘Adviescollege Dialooggroep’ instelde die tot taak had een dialoog over het Nederlandse slavernijverleden te organiseren in verschillende segmenten van de samenleving en de opdracht gaf tot het opstellen van een rapport genaamd ‘ketenen van het verleden‘, een soort catalogus van herstelinstrumenten waarin wordt gedefinieerd hoe de erkenning van slavernij eruit moet zien en waarin het slavernijverleden wordt erkend als ‘een misdaad tegen de menselijkheid’. Er werden inspanningen geleverd om op nationaal niveau excuses aan te bieden, een nationaal museum op te richten, van 1 juli een nationale herdenkingsdag te maken, meer onderzoek en onderwijs over de geschiedenis en de erfenis van de slavernij te stimuleren, en een Koninkrijksfonds op te richten voor structurele en duurzame financiering van herstelmaatregelen, ook op de Caribische eilanden.
Enkele gemeenten en burgemeesters hebben hun excuses aangeboden (Amsterdam 2021, Rotterdam 2021, Utrecht 2022, Den Haag 2022), evenals De Nederlandsche Bank en ABN AMRO. Al deze instellingen hebben beloofd structurele steun te verlenen om systeemschade te herstellen. Op nationaal niveau zijn er nog geen excuses aangeboden, maar deze zullen naar verwachting vóór 1 juli 2023 worden aangeboden, samen met een fonds van 200 miljoen euro voor bewustmakingsprojecten.
Toen het kabinet aankondigde dat het voor 19 december 2022 excuses zou aanbieden (premier Rutte in Nederland en leden van het kabinet in Suriname en het Caribische deel van het Koninkrijk), leidde dit tot verontwaardiging in de media en voelden getroffen groepen zich gepasseerd. Dit overhaaste proces legt een belangrijk misverstand bij de regering bloot. Voor getroffenen gaat het er niet alleen om dat ze excuses willen, maar ook dat ze deel willen uitmaken van het besluitvormingsproces; bijvoorbeeld in de discussie over de vraag of koning Willem-Alexander degene moet zijn die zijn excuses aanbiedt ‘als instituut’ als symbool van de eenheid van het land. Het grotere herstelproces is waar het om gaat, wil men de voortdurende ongelijkheid die in door de staat geleide processen blijft bestaan, niet bestendigen.
In Amsterdam, Utrecht en Groningen werden nieuwe stadsgeschiedenissen geschreven en werden er Gidsen over het Slavernijverleden ontwikkeld in het kader van het ‘in kaart brengen van de slavernij’. Aanvallen op monumenten van ‘gevallen helden’ (zoals Jan Pieterszoon Coen, de brute handhaver van het VOC-handelsmonopolie) werden tekenend voor een lang vergeten verleden. Terwijl musea hun collecties kritisch onderzoeken, dekoloniseren universiteiten hun curricula. De Black Archives richten een archief en bibliotheek over de geschiedenis vanuit zwart perspectief op om nieuwe kennis aan te bieden, maar ze functioneren ook als sociale platforms om zich inzetten voor een meer gelijke en rechtvaardige samenleving. Ten slotte hebben de debatten over Zwarte Piet – een racistisch geladen zwart geschminkte figuur bij de jaarlijkse Sinterklaas-traditie op 5 december (zie Kickout Zwarte Piet ) – en de Black Lives Matter-beweging, het slavernijverleden en de erfenis daarvan naar publieke en institutionele ruimtes verplaatst.
Toch ontbreekt een gecoördineerde nationale politieke reactie nog steeds. De aard van de fragmentarische verantwoording van bedrijven en individuele burgemeesters die hun verontschuldigingen aanbieden, kunnen geen recht doen aan het systemische karakter van het onrecht. Deze initiatieven vinden plaats binnen hetzelfde systeem dat het onrecht in eerste instantie heeft gecreëerd, waar de huidige politieke en gerechtelijke instellingen veel te veel continuïteit vertonen met die uit de tijd van de slavernij.
Deze structurele continuïteiten moeten worden bekritiseerd en ontmanteld. In ons onderzoek Dialogics of Justice kijken we naar verschillende gevallen van historisch onrecht, waarbij we de zeer systemische aard van het geweld en de ontkenning door de staat en andere machtige instellingen, die het onrecht steeds weer kaderen als een buitensporig ‘incident’ in een verder rechtvaardig systeem, erkennen.
Een paradigmatisch voorbeeld is het debat over herstelbetalingen. De lijst opgesteld door het Adviescollege Dialooggroep lijkt veelomvattend. Uit ons werk met spelers uit het maatschappelijk middenveld blijkt echter dat hun ideeën over herstel veel breder gaan, terwijl de discussie over herstelbetalingen voor slavernij in de publieke sfeer beperkt blijft tot voornamelijk symbolische instrumenten (zoals excuses of een museum). Bredere noties van herstel, bestrijding van discriminatie en racisme op institutioneel niveau ontbreken duidelijk.
Initiatieven vanuit de achterban doorbreken geleidelijk deze cirkel van ontkenning. Terwijl het gebrek aan politieke verantwoording in theorie bijna onoverkomelijk lijkt, schetst de praktijk van het maatschappelijk middenveld in Nederland een hoopvoller beeld met schijnbaar kleinschalige initiatieven die laten zien hoe we allemaal getroffen zijn door het systemische karakter van het geweld. De Keti Koti-dialoogtafels illustreren hoe een initiatief vanuit de achterban de manier kan veranderen waarop Nederlandse burgers zich verhouden tot zeer politieke kwesties als verantwoordelijkheid en discriminatie.
Het effect van deze burgerinitiatieven reikt verder dan de basis: ze verbinden het meest persoonlijke met het meest politieke. Bij erkenning en gerechtigheid gaat het immers om een herstel van sociale verhoudingen. Herstel vraagt dus om strategische en gestructureerde interventies die de verwevenheid laten zien van het verleden en het heden; zichzelf en de ander; het individu, het gezin, de gemeenschap, de samenleving en haar instellingen. Initiatieven vanuit de achterban doen een beroep op de verantwoordelijkheid van burgers voor een gedeeld verleden en de gevolgen daarvan in het heden. De Nederlandse samenleving heeft behoefte aan nieuwe rituelen om deze verwevenheid te vieren. De Keti Koti-dialoogtafels spelen in op deze behoefte aan nieuwe rituelen om ruimtes van ontmoeting te creëren en het nationale gesprek te veranderen. Het zou een moedige en zeer gewenste stap zijn voor de Nederlandse regering om deze uitdaging aan te gaan.
Auteur
Niké Wentholt is politiek historicus en postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Als onderdeel van het Dialogics of Justice-team voert ze een sociaal-juridische analyse uit om nieuwe manieren van denken over erkenning en herstel te verkennen en verder te ontwikkelen tot een toolkit. Expertise in Oost-Europese Studies, transitionele justitie, politiek van het verleden en narratief onderzoek.
Nicole Immler is professor Historical Memory and Transformative Justice aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. In haar huidige teamproject Dialogics of Justice onderzoekt ze de kracht van burgerlijke rechtszaken om historisch onrecht aan te pakken (koloniaal geweld, mislukte vredesmissies, misbruik door de kerk en ecologisch geweld). Ze analyseert de voorwaarden waaronder mensen zich (niet) erkend voelen en (geen) gerechtigheid ervaren, en de rol van dialoogprocessen daarin.
Transitional Justice & Historical Redress
Dit artikel werd gepubliceerd in het kader van de speciale reeks Transitional Justice & Historical Redress, een samenwerking tussen Advocaten Zonder Grenzen en het Leuvens Instituut voor Criminologie.