Het Djugu 2-proces eindigde op 1 april 2021. Het proces werd afgesloten met de veroordeling van 21 beklaagden tot levenslange gevangenisstraffen wegens misdaden tegen de menselijkheid door middel van moord, brandstichting, vernieling, plundering en vervolging, en met de vrijspraak van 11 beklaagden. De 219 burgerlijke partijen kregen ook de meeste van hun eisen voor herstelbetalingen toegewezen, zowel individueel als collectief, met inbegrip van rehabilitatiemaatregelen, waardoor gebroken werd met de praktijk om enkel schadevergoeding toe te kennen.
Ook werd terugbetaling bevolen als individuele schadevergoeding. Het militaire tribunaal van Ituri heeft de DRC onder meer veroordeeld tot de oprichting van een gezondheidscentrum in elk dorp voor de medische en psychologische verzorging van de slachtoffers, tot het nemen van maatregelen om de onvindbare lichamen op te sporen, tot het voorzien van middelen voor de slachtoffers om hun rouwproces te organiseren, tot de oprichting van een monument in elk aangevallen dorp en tot passende maatregelen om een einde te maken aan de activiteiten van de gewapende groep CODECO. Dit is een bijzonder relevante combinatie van de verschillende herstelmaatregelen waarin het internationaal recht voorziet, namelijk compensatie, teruggave, rehabilitatie, genoegdoening en garanties dat niet tot herhaling overgegaan wordt.
Dit vonnis is een belangrijke stap in de strijd tegen de straffeloosheid in Ituri, een regio die het schouwtoneel is van ernstige spanningen tussen gemeenschappen en etnische groeperingen. Dit proces heeft voornamelijk betrekking op de misdaden die de gewapende groep “Coopérative pour le Développement du Congo” (CODECO) beging tegen de Hema-gemeenschap op het grondgebied van Djugu, tussen december 2017 en maart 2020. CODECO beweert de belangen van de Lendu-gemeenschap (landbouwers) te verdedigen tegen die van de Hema-gemeenschap (fokkers en handelaars). De CODECO-militie heeft haar aanvallen in de regio’s Djugu, Irumu en Tchomia opgedreven na de dood van haar leider Matthieu Ngudjolo[1] en de arrestatie van zijn voornaamste luitenants.
Het Djugu 2-proces had betrekking op misdrijven die tussen december 2017 en maart 2020 in deze gebieden gepleegd werden. De verdachten werden ervan beschuldigd verschillende wijdverbreide en systematische aanvallen op de burgerbevolking te hebben uitgevoerd, waarbij meer dan 800 mensen gedood werden, meer dan 400 huizen in brand gestoken werden en 200.000 mensen verdreven werden.
Deze beslissing is een krachtig signaal aan het adres van de gewapende groepen die in de regio opereren en de rechten van de burgerbevolking blijven schenden, alsook aan de Congolese staat, wiens verantwoordelijkheid ook door het tribunaal erkend wordt. De DRC is dus veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding in solidum omdat zij gefaald heeft in haar opdracht om de bevolking te beschermen.
Bijna alle slachtoffers, getuigen en informanten hebben melding gemaakt van de aanwezigheid van de Congolese nationale politie en de strijdkrachten van de Democratische Republiek Congo op de plaatsen waar de aanvallen en andere laakbare feiten waarvan de verdachten beschuldigd worden, gepleegd zijn.
Het proces is gevoerd overeenkomstig de wet en de beginselen van een eerlijk proces, met name de wettelijke termijnen, ondanks de moeilijkheden in verband met de aanhoudende onveiligheid als gevolg van de aanwezigheid van CODECO in de omgeving van Iga Barrière.
Dit vonnis betekent echter niet het einde van de gerechtelijke procedure voor de slachtoffers in deze zaak. Slachtoffers krijgen zeer zelden de schadevergoeding waarop zij recht hebben. De procedure voor de tenuitvoerlegging van andere vormen van schadevergoeding is dus verre van duidelijk. De uitdaging is nu ervoor te zorgen dat :
- de behoeftigheid van de slachtoffers erkend wordt en dat zij vrijgesteld moeten worden van de kosten in verband met de voorbereiding van de zaak en de tenuitvoerleggingsprocedure;
- de administratieve en gerechtelijke autoriteiten overgaan tot de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de beslissing;
- de administratieve en gerechtelijke autoriteiten overgaan tot de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het vonnis;
- de slachtoffers tijdig en op doeltreffende wijze de schadevergoeding ontvangen waarop zij recht hebben.
De rol van ASF in deze zaak
Als prioritaire zaak in de prioriteringsstrategie voor Ituri vereiste dit proces de inzet van partners voor justitiële ondersteuning, waaronder Advocaten Zonder Grenzen (ASF), dat vanaf het begin bij het proces betrokken is geweest. ASF heeft documentatie en steun verleend aan de slachtoffers via een plaatselijke middenveldorganisatie en juridische bijstand aan de burgerlijke partijen via drie advocaten uit haar pool voor Internationaal Strafrecht. ASF heeft ook de nodige materiële en/of financiële bijstand verleend opdat de slachtoffers in alle veiligheid aan het proces konden deelnemen. Om zich ervan te vergewissen dat het proces volgens de wet en de beginselen van een eerlijk proces verloopt, heeft ASF ook een onafhankelijke waarnemer aangesteld, wiens verslagen beschikbaar zijn op het observatieplatform van belangwekkende rechtszaken van ASF.
[1] . Mathieu Ngudjolo is door het Internationaal Strafhof berecht en vrijgesproken voor feiten die hij in 2002 en 2003 in Ituri gepleegd heeft.