Borgtocht in Oeganda: een recht of een voorrecht?

Dit artikel komt uit het jaarverslag 2022 van AdZG.

Borgtocht is in toenemende mate een controversieel onderwerp geworden, niet alleen in Oeganda maar ook wereldwijd. In de publieke en politieke arena vinden er volop juridische en maatschappelijke debatten plaats over de juiste afweging tussen openbare veiligheid en het recht op persoonlijke vrijheid. Deze debatten stonden in het middelpunt van de aandacht in Oeganda toen velen opriepen om een hervorming van het wetgevende kader dat de toegang tot borgtocht regelt en nu er in die zin inspanningen worden geleverd.

Wetgevers, leden van middenveldorganisaties, leden van de rechterlijke macht en andere actoren hebben veel verschillende en soms tegenstrijdige bezorgdheden geuit over de huidige manier van aanvragen en toekennen van borgtocht in Oeganda.

De president heeft openlijk geprotesteerd tegen sommige beslissingen van rechtbanken om moordverdachten op borgtocht vrij te laten, met het argument dat dit neerkomt op het provoceren van het publiek, en de toename van zware vergrijpen heeft ertoe geleid dat sommigen pleiten voor strengere voorwaarden bij het toekennen van borgtocht. Exorbitante boetes en onbetaalbare borgtochten in contanten die door rechtbanken worden opgelegd aan aanvragers van borgtocht, worden aangevoerd als discriminerend omdat alleen de rijken zich dit kunnen veroorloven. Verder heerst er bezorgdheid over de inconsistente uitoefening van de rechterlijke bevoegdheden bij het overwegen van borgtocht.

Een ander aspect betreft dan weer de kosten van de borgtocht voor de gemeenschap. Mensen in hechtenis nemen en houden komt met een prijskaartje, bovendien kunnen gedetineerden hun familie niet onderhouden en niet bijdragen tot de economie. De totale kosten voor het vasthouden van een gedetineerde in Oeganda bedragen voor de schatkist 22.966 UGX per gedetineerde per dag. In december 2022 telden de Oegandese gevangenissen 74.414 gedetineerden, waarvan 35.743 mensen in voorlopige hechtenis. Dit brengt de jaarlijkse kosten voor het onderhoud van gedetineerden op 1.708.991.924 UGX, waarvan 820.873.738, meer dan de helft dagelijks naar mensen in voorlopige hechtenis gaat.

In december 2021 publiceerde de opperrechter voorgestelde richtlijnen voor borgtocht. Deze richtlijnen waren bedoeld om de bestaande wettelijke bepalingen over borgtocht aan te vullen en te zorgen voor meer uniformiteit en samenhang bij de rechtbanken bij de beoordeling van aanvragen voor borgtocht. Een van de doelstellingen van de voorgestelde richtlijnen was het aanpakken van misbruiken bij het gebruik van voorlopige hechtenis en de daaruit voortvloeiende overbevolking in de gevangenissen.

In februari 2022 dienden ASF en haar partners een memorandum in bij het Judiciary Rules Committee waarin ze enkele van de belangrijkste problemen belichtten die de behandeling van gedetineerden in voorlopige hechtenis belemmeren en negatief beïnvloeden. Sommige belangrijke aanbevelingen werden niet in overweging genomen. Bijvoorbeeld de aanbeveling over de verplichte vrijlating op borgtocht van overtreders die al 60 of 180 dagen zonder proces in hechtenis zitten voor respectievelijk kleine en grote overtredingen.

De Constitutional (Bail Guidelines for Courts of judicature) (Practice) Directions, 2022 werden echter goedgekeurd en in voege gebracht door de opperrechter op 27 juli 2022. Sommige bepalingen van de richtlijnen hebben sindsdien de grondwettelijke bepaling over borgtocht gewijzigd, o‧a. bepalingen die voorzien in verplichte borgtocht voor zware vergrijpen. Voorheen hadden de hoofdmagistraten de bevoegdheid om verplichte borgtocht toe te kennen voor zware vergrijpen voordat de zaak werd doorverwezen naar het Hooggerechtshof. Met de inwerkingtreding van de richtlijnen voor borgtocht is de bevoegdheid om verplichte borgtocht toe te kennen voor zware vergrijpen nu beperkt tot het Hooggerechtshof. Dit heeft de toegang tot justitie verder belemmerd voor gedetineerden in voorhechtenis, vooral voor degenen die aangeklaagd zijn voor zware vergrijpen. De laatste tijd is de vrijlating bij zware vergrijpen op verplichte borgtocht nogal op de proef gesteld, omdat degenen die erin slagen het Hooggerechtshof om vrijlating op verplichte borgtocht te verzoeken, worden doorverwezen voor berechting voordat hun dossiers door het Hooggerechtshof worden opgevraagd. In gebieden waar geen Hooggerechtshof is, hebben gedetineerden de hoop verloren en nemen ze hun toevlucht tot een schuldbekentenis als alternatief. In sommige gevangenissen is de congestie verergerd door een toename van het aantal gedetineerden in voorlopige hechtenis.

In Oeganda voert ASF in samenwerking met het Legal Aid Service Providers Network (LASPNET) een driejarig project uit met als titel ‘Bescherming van procedurele en grondwettelijke rechten door toegang tot justitie, gefinancierd door de Oostenrijkse Ontwikkelingssamenwerking (ADC).

In het kader van dit project heeft ASF juridische assistenten en advocaten ingezet om schendingen van procedurele en grondwettelijke rechten op te volgen en rechtsbijstand te verlenen in acht districten in Oeganda. Sinds de start van het project werden meer dan 4.000 gevallen van schending van het recht op voorlopige hechtenis geregistreerd, waarvan 2.047 in gevangenissen. Meer dan twee derde van de gedetineerden in de gevangenissen zouden de verplichte borgtochtperiode overschreden hebben, wat een schending is van hun recht op borgtocht en een voortdurende schending van procedurele rechten. ASF voerde ook een basisstudie uit over het socio-economische profiel van de gedetineerden en de redenen voor hun opsluiting. Een van de belangrijkste bevindingen van de studie was dat 30% van de gedetineerden niet op de hoogte was van het recht om borgtocht aan te vragen en dus langer in voorlopige hechtenis had gezeten.

In een poging om de inspanningen ten voordele van de rechten van gedetineerden in voorlopige hechtenis voort te zetten, heeft ASF, in samenwerking met Ssekaana Associated Advocates and Consultants en een individuele indiener, Stephen Kalali, een verzoekschrift ingediend bij het Grondwettelijk Hof om enkele bepalingen van de Bail Guidelines aan te vechten. We hopen dat dit meer licht zal werpen op de anomalieën in de wet en de praktijken van de borgtocht.

Uitbouwen van de regionale benadering: regionale hubs

Dit artikel komt uit het jaarverslag 2022 van AdZG.

Om een actie uit te werken in de lijn van haar mandaat en aansluitend bij de specifieke behoeften van de context, steunt ASF op degelijke analyses van de problemen en uitdagingen in de landen waar ze actief is. Verankering in de plaatselijke realiteit is essentieel om over een gecontextualiseerde expertise te beschikken, strategische partnerschappen op lokaal niveau te ontwikkelen en relevante en kwalitatieve acties voor de lokale bevolking op te zetten.

Anderzijds stoppen de problemen die we aanpakken niet aan de grenzen en hebben ze vaak een transnationale dimensie.

Om aan deze vereisten te voldoen, ontwikkelt ASF nu al enkele jaren een regionale aanpak via haar regionale hubs in de Euro-mediterrane regio en in Oost-Afrika met kantoren in respectievelijk Tunis en Kampala.

Deze regionale hubs garanderen de nodige nabijheid voor de begunstigden van de acties en de lokale partners om de aanwezigheid van ASF in de regio te versterken. Ze bevorderen de ontwikkeling van de acties door voort te bouwen op bestaande expertise en netwerken.

De oprichting van deze hubs maakt ook deel uit van het decentralisatieproces van de organisatie. Een van hun functies is het versterken van de strategische dialoog tussen de verschillende kantoren en ervoor te zorgen dat het perspectief, de ervaringen en de expertise die op lokaal niveau worden ontwikkeld, worden verwerkt in de globale aanpak van ASF.

De beslissing om prioriteit te geven aan de oprichting van deze twee regionale hubs werd ingegeven door zowel interne als externe factoren:

  • De keuze om onze aanwezigheid te versterken in regio’s waar we onze meerwaarde, ons vermogen om de juiste stakeholders te mobiliseren en onze contacten met nationale en internationale stakeholders hebben aangetoond.
  • De aanwezigheid van een ASF-kantoor met aanzienlijke ervaring in de regionale context
  • De identificatie van transnationale kwesties

Belangrijkste functies van de hubs

  • Strategische ontwikkeling en begeleiding

De hubs zorgen voor ondersteuning en begeleiding van bestaande opdrachten, evenals voor de uitvoering van acties die in andere landen in de regio of op regionaal niveau worden ontwikkeld.

  • Expertise en kennis

De hubs produceren relevante en gecontextualiseerde expertise op basis van in het veld verzamelde gegevens en gekoppeld aan de belangenhartigingsstrategieën van de organisatie.     

  • Internationale belangenbehartiging en netwerkbegeleiding

De hub verleent ondersteuning aan de netwerken, waardoor ze een beroep kunnen doen op passende bijstand bij de ontwikkeling, opvolging en evaluatie van beïnvloedingsstrategieën. Terwijl nationale kwesties de bevoegdheid van de plaatselijke kantoren blijven, is de hub meer specifiek geïnteresseerd in het ondersteunen van netwerken op internationaal niveau om de ontwikkeling van overheidsbeleid te beïnvloeden.

  • Capaciteitsopbouw

Dit behelst capaciteitsopbouw voor landenteams in de regio op gebieden die functioneel zijn voor de ontwikkeling van interventiestrategieën en gebaseerd zijn op een zachte “peer reinforcement”-aanpak.

Deze versterkingsstrategie van de regionale dynamiek heeft haar nut bewezen in het eerste jaar van de oprichting van de regionale hubs:

  • Er lopen reeds regionale projecten in Oost-Afrika en de Euro-mediterrane regio.
  • Dit heeft maatregelen op regionaal niveau mogelijk gemaakt, zoals het Afrikaanse Hof voor de rechten van de mens en de volkeren in Arusha.
  • Zo kunnen we acties ontwikkelen in landen waar we geen permanent team hebben, zoals Tanzania of Kenia.
  • Rationalisering en bundeling van mensen en middelen door de oprichting van regionale functies, die acties in verschillende landen omvatten.

Het jaarverslag van AdZG is beschikbaar

Het team van Advocaten Zonder Grenzen is verheugd u haar laatste jaarverslag voor te stellen.

We hebben een lange weg afgelegd sinds AdZG in 1992 werd opgericht door een groep Belgische advocaten. In die 30 jaar tijd hebben honderden mensen bijgedragen om de vereniging te maken tot wat ze vandaag is: een militante organisatie, actief in een tiental landen, die stijdt tegen onrecht, ijvert voor een rechtsstaat gebaseerd op mensenrechten en voor een betere toegang tot het gerecht, dit alles in nauwe samenwerking met talrijke nationale en internationale actoren.

Deze ervaring, de lokale verankering van onze acties en de sterke banden die we hebben gesmeed met mensenrechtenverdedigers uit alle hoeken van de wereld, geven ons de kracht om impactvolle acties te blijven opzetten ten dienste van bevolkingsgroepen in kwetsbare situaties (vrouwen, kinderen, de LGBTQI+-gemeenschap, etnische minderheden, mensen in detentie, mensen in migratiesituaties, enz.)

Maar de uitdagingen zijn talrijk. Overal ter wereld worden middenveldorganisaties en mensenrechtenverdedigers geconfronteerd met zorgwekkende ontwikkelingen en trends: de opkomst van autoritaire regimes, de inkrimping van de burgerlijke ruimte, het groeiende wantrouwen van het publiek in instellingen, toegenomen sociale spanningen, enzovoort.

Mensenrechtenverdedigers werken in een context die hen steeds vijandiger gezind is. De begrippen mensenrechten en rechtsstaat zelf worden in twijfel getrokken. Activisten, advocaten en journalisten die opkomen voor de fundamentele rechten van kwetsbare bevolkingsgroepen worden steeds vaker systematisch het doelwit van onliberaal repressief beleid.

Elke bladzijde van dit rapport getuigt van de kracht van de vlam die degenen drijft die zich inzetten voor de verdediging van de mensenrechten in het hart van onze samenlevingen, met gevaar en risico voor hun eigen vrijheid. Dit verslag is een eerbetoon aan ieder van hen.

Jaarverslag 2022

ExPEERience Talk #9 – Digitaal voor slachtoffers en gerechtigheid: het Back-up project van de organisatie We are NOT Weapons of War, gepresenteerd door Céline Bardet

  • Wanneer? Donderdag 4 Mei 2023, 1pm (Brussel)
  • Online (Big Blue Button)
  • Taal van de presentatie: Frans

Voor deze 9de ExPEERience Talk verwelkomen we Céline Bardet, oprichtster van de organisatie We are NOT Weapons of War (WWOW) die zich inzet voor de bestrijding van seksueel geweld in conflicten, in het bijzonder tegen verkrachting als oorlogswapen. Zij zal spreken over het belang van – met name juridische – ondersteuning van slachtoffers, maar ook van bewustmaking en belangenbehartiging op mondiaal niveau.

Tijdens deze Talk zal Céline Bardet het ontwikkelingsproces presenteren van het Back Up project, dat in 2018 door WWOW is gelanceerd. Dit project wil de drie grote uitdagingen van verkrachting in oorlogscontexten aankaarten: het onvermogen van slachtoffers om toegang te krijgen tot passende diensten; het gebrek aan coördinatie van de betrokken professionals; en het gebrek aan betrouwbare gegevens over de omvang van seksueel geweld in conflicten. Back Up is een digitale app, toegankelijk op mobiele telefoons, versleuteld en beveiligd, waarmee slachtoffers aangifte kunnen doen en bewijsmateriaal kunnen doorgeven, en betrokken professionals hun diensten beter kunnen coördineren. Na een eerste proeffase wordt Back Up nu ingezet in verschillende landen, waaronder Oekraïne en de Democratische Republiek Congo.

Tijdens deze Talk wordt het ontstaan van het Back Up project gepresenteerd, evenals de ontwikkeling en de werking van de digitale dienst. Welk proces werd gevolgd om er een instrument van te maken dat het best beantwoordt aan de reële behoeften van de slachtoffers en dat gemakkelijk door iedereen kan worden gebruikt, zelfs in de meest fragiele contexten? Hoe kan de veiligheid van de verzamelde gegevens en van de slachtoffers die zich melden, worden gewaarborgd? Hoe kunnen de lokale partners en de slachtoffers zich het instrument in oorlogssituaties eigen maken? Céline Bardet bespreekt de ontwikkelingsmethodologie en de reikwijdte van dit digitale project, dat niet alleen ten dienste staat van de slachtoffers, maar ook van het verzamelen van bewijsmateriaal en gegevens en, uiteindelijk, van belangenbehartiging tegen seksueel geweld in conflicten.

Het proces tegen Thomas Kwoyelo: de openbaar aanklager rondt de voorstelling van de getuigen af

“Elk verder uitstel van dit proces is een smet op ons rechtssysteem” – ICD

Het proces tegen Thomas Kwoyelo werd op 17 april 2023 hervat en zal naar verwachting tot het einde van de maand duren. Het proces vindt plaats bij de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) die zetelt in het Hooggerechtshof in de stad Gulu, Noord-Oeganda.

Na de start van het proces op 24 september 2018 hoorde de rechtbank in maart 2019 de eerste getuigen van de openbaar aanklager en sindsdien vonden er af en toe zittingen plaats in Kampala en Gulu. De meest recente zitting werd gehouden in Gulu tussen 28 november en 15 december 2022, waar 14 getuigen à charge werden voorbereid en voorgesteld om bij te dragen tot de uiteenzetting van de zaak tegen Thomas Kwoyelo, waardoor het totale aantal getuigen à charge tot dusver 48 bedraagt.

In een gesprek met een lid van het team van het Openbaar Ministerie bevestigde men dat de zaak bijna 120 getuigen telt, maar dat deze niet allemaal zullen worden voorgesteld, om herhaling van bewijs en verlenging van het proces te vermijden.

“We kijken naar het beschikbare bewijsmateriaal en kiezen er het beste uit. Sommige getuigen worden ouder en verliezen hun geheugen, terwijl andere zijn overleden. We selecteren diegene wiens getuigenis het meest relevant zal zijn en het meest aan het debat zal bijdragen.

Raadsman Charles Kamuli – lid van het Openbaar Ministerie

Het maatschappelijk middenveld hoopt dat het Openbaar Ministerie de voorstelling van de getuigen in de komende twee weken kan afronden. Zo zal de verdediging dan later in het kwartaal, kunnen starten met de voorstelling van hun eigen getuigen in volgende zittingen, afhankelijk van de beschikbare middelen. Later zal er een zitting zijn voor de slachtoffers waarin de advocaten van de slachtoffers hun eigen getuigen zullen voorstellen.

Thomas Kwoyelo, in 2009 gevangengenomen door de Uganda People’s Defense Forces, is waarschijnlijk een van de langstzittende verdachten in de geschiedenis van het internationale strafrecht. Om ervoor te zorgen dat het proces zijn beloop krijgt, had de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) een planning opgesteld met zittingen om de drie maanden, maar in de praktijk ontbreekt het aan regelmaat. Het Hof verwacht het proces echter binnen anderhalf jaar af te ronden, mits de middelen zoals gepland elk kwartaal worden vrijgemaakt. “Deze vertraging is een smet op de rechterlijke macht als het gaat om justitie”, aldus het hoofd van de ICD, die ook plaatsvervangend rechter is in deze zaak. “De slachtoffers zijn zeer bezorgd, net als de verdachte, die niet wordt berecht zoals het hoort, omdat hij al sinds 2009 in de gevangenis zit. Nu de regering middelen heeft toegezegd, zijn we allemaal vastbesloten om de zaak vooruit te laten gaan”, aldus het hoofd van de ICD.

De verdediging deelt deze visie op de termijn waarbinnen het proces zou kunnen worden afgerond echter niet.

“Gezien het unieke karakter van de zaak hebben getuigen veel tijd nodig om hun verhaal te vertellen en hun verhaal te delen, je kunt niet zeggen hoe lang dat verhaal is, ze hebben tijd nodig. Het kost tijd om een getuige te vragen zich een pijnlijke beproeving van 20 jaar geleden te herinneren, wat vaak leidt tot een psychische inzinking tijdens het denkproces. In dergelijke situaties kan de rechtbank niet doorgaan en moet ze worden verdaagd om de getuige de tijd te geven om tot rust te komen en te kalmeren.

Mr Evans Ochieng, advocaat van de verdediging

Het proces verloopt zeer traag door het gebrek aan financiële middelen voor een proces waarbij zoveel partijen betrokken zijn. Het proces telt vier rechters, vier openbaar aanklagers, vier advocaten van de verdediging, twee advocaten van de slachtoffers en een enorm team van rechtbankmedewerkers, waaronder het IT-team dat de videoverbindingen tot stand brengt, de assessoren, het tolkenteam, de griffiers, de rapporteurs, het documentatieteam, het mediateam, enz.

“Het is moeilijk te voorspellen wanneer de zaak afgerond wordt, vooral in situaties als deze, waarbij er dit kwartaal middelen zijn, maar waarbij niemand zeker weet of dit ook het volgende kwartaal het geval zal zijn.”

Mr Evans Ochieng, advocaat van de verdediging

Volgens het principe van positieve complementariteit moeten nationale instellingen zoals de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) in Oeganda over de nodige capaciteit beschikken om internationale misdrijven effectief en efficiënt te onderzoeken en te vervolgen in het kader van het Statuut van Rome. ASF heeft de ICD dan ook ondersteund bij het uitbouwen en ontwikkelen van hun capaciteit. Zo verleende ASF technische ondersteuning bij de uitwerking van de regels rond procedures en bewijsvoering van de ICD en de richtlijnen voor het beheer van het register. ASF is ook betrokken geweest bij de capaciteitsopbouw bij het Hof, het ondersteunen van de advocaten van de slachtoffers en het versterken van de participatie van de slachtoffers in het algemeen. Om de duurzaamheid van deze inspanningen te verzekeren heeft ASF, samen met haar partner ICTJ, een studie ondernomen die heeft geleid tot de uitwerking van een gerechtelijk naslagwerk, dat een gezaghebbende bron is van praktijken en procedures voor de vervolging van internationale misdrijven. De steun van ASF heeft het Hooggerechtshof, een relatief jonge instelling, in vele opzichten geholpen om volgens de vereiste internationale normen te werken, waardoor haar vermogen om haar mandaat uit te voeren, alsook haar internationale geloofwaardigheid en erkenning werden versterkt.

De strategie van ASF inzake transitionele justitie plaatst de slachtoffers centraal bij de gerechtelijke processen en dit is de drijfveer van al onze interventies. In samenwerking met lokale organisaties zoals de Foundation for Justice and Development Initiative (FJDI), Gulu Women Economic Development and Globalization (GWED-G) en de slachtofferraden, voerden we bewustmakingsactiviteiten uit waarbij informatie over het proces wordt verspreid en waarbij we feedback van de bevolking verzamelen over de organisatie van het proces. Er worden ook radio-uitzendingen georganiseerd, waarin ambtenaren van het Hof en andere belanghebbenden belangrijke kwesties in verband met het proces bespreken en waarin leden van de slachtoffergemeenschappen kunnen inbellen en hun mening kunnen geven over de voortgang van het proces en de volgende stappen. Dit moet ervoor zorgen dat de slachtoffers desgewenst voldoende informatie over het proces krijgen, maar ook dat hun standpunten worden doorgegeven om de gerechtsfunctionarissen te informeren over wat zij denken en ervaren van het hele proces.

ASF is verheugd over de goedkeuring door de Oegandese regering van het Nationaal beleid voor Transitionele Justitie, een uitgebreid en essentieel kader dat ontworpen is om mensenrechtenschendingen uit het verleden aan te pakken om gerechtigheid, verantwoording en verzoening te bevorderen, wat essentiële pijlers zijn voor het bereiken van duurzame vrede. Er moet echter meer vaart worden gezet achter de uitvaardiging van wetgevende instrumenten om dit beleid operationeel te maken en ervoor te zorgen dat slachtoffers recht wordt gedaan.

Slachtoffers worden altijd geconfronteerd met levensbedreigende problemen die dringende en onmiddellijke aandacht vereisen. Sommige slachtoffers hebben bijvoorbeeld schotwonden opgelopen, die uitgebreide operaties en revalidatie vereisen. Andere slachtoffers van seksueel geweld hebben medische hulp nodig bij voortplantingsproblemen en andere blijvende gevolgen van het geweld, alsmede psychosociale hulp om hun trauma te verwerken.

Ook de maatschappelijke integratie en integratie in gezinnen van in gevangenschap geboren kinderen en de reïntegratie van hun moeders, die binnen de gemeenschappen worden gestigmatiseerd, vormt een probleem. Zozeer zelfs dat de slachtoffers en hun kinderen soms gedwongen worden om hun gemeenschappen te verlaten en zich in stedelijke centra en steden proberen te vestigen. Geconfronteerd met dit stigma en de moeilijke levensomstandigheden hebben sommige overlevenden zelfmoord gepleegd of kampen ze met zelfmoordgedachten.

Bij gebrek aan enige tussentijdse bijstand om de langetermijneffecten van het geweld en de mensenrechtenschendingen waaronder ze te lijden hadden, aan te pakken, vrezen de slachtoffers dat tegen de tijd dat er gerechtigheid komt, velen van hen al dood zullen zijn en dat gerechtigheid dus haar doel niet zal bereiken.

Deze Policy Brief werd geschreven door Jimmy Wamimbi van ASF Oeganda, met waardevolle hulp van Faridah Kyomuhangi, Simon Mallet, Irene Winnie Anying en Valérie Arnould.

(Engels) Persbericht – Een oproep tot verscherpt due diligence-onderzoek bij olie- en gasontwikkelingsoperaties in Oeganda

Protecting constitutional rights of pre-trial detainees through access to justice in Uganda

ASF’s team in Uganda has just published a baseline study on ‘Protecting constitutional rights of pre-trial detainees through access to justice in Uganda’. It is available on our website and will be presented during an ExPEERience Talk on 2nd March 2023. You can sign up to follow the presentation online.

The (over)use of pre-trial detention in Uganda

Although detention pending trial should be the exception rather than the rule, the use of pre-trial detention is highly prevalent in Uganda. In March 2022, over half of the prison population was awaiting trial, one of the main contributing factors to a prison occupancy rate of over 300%.

Prolonged pre-trial detention does not just lead to overcrowding, it also makes one more vulnerable to torture, ill-treatment and coercion to make a false confession. For a suspect or accused person, spending a significant amount of time awaiting trial in prison undermines its chance to benefit from a fair trial as well as its presumption of innocence.

There are safeguards in place in Ugandan law, including in the Constitution, to ensure that pre-trial detention is used sparingly and with respect for an accused person’s rights and freedoms. However, these provisions are often violated, whether due to abuse of power by officials, slow investigations, corruption, case backlog, ignorance of the law, and/or lack of adequate legal representation.

In 2021, ASF conducted a baseline study to gather much-needed evidence and data about the situation of pre-trial detainees in Ugandan prisons. The objective of the study was to provide an overview of the socio-economic profile of detainees, patterns of detention and arrest, and experiences of pre-trial detention.

The socio-economic profile of pre-trial detainees: What the baseline study tells us

In Uganda as in other countries around the world, pre-trial detention disproportionately affects the underprivileged. The majority of suspects and inmates surveyed (77%) had either no qualification or had only completed primary school. Only 8% were engaged in formal employment around the time of their arrest, while the rest were dependent on the informal sector or peasantry.

These dynamics have significant implications for the criminal justice system. Individuals from economically and socially disadvantaged backgrounds are more likely to be involved in low-level petty offences as a way to make ends meet, in which case pre-trial detention may both be unnecessary and further reinforce their marginalization.

They are also likely to be less knowledgeable about their rights, encounter more challenges in accessing legal aid, and not have the resources and support networks to recover from a long period in pre-trial detention. Those with additional vulnerabilities, such as refugees, women and children also experience added challenges.

Constitutional and procedural safeguards

The Constitution of Uganda provides that a suspect detained at a police station should be produced before a magistrate within 48 hours. This is to allow for judicial control of the charge and necessity of detention. In the baseline study conducted by ASF, only 7% of suspects found in police custody had been there for less than 48 hours. The majority of suspects (63%) also did not know of their right to apply for police bond, which means that few were able to advocate for themselves.

In Uganga, the Constitution provides that pre-trial detention should not go beyond 60 days for non-capital offences, and 180 days for capital offences. In practice, 59% of inmates surveyed in prisons had spent over 180 days on remand. Several prisoners had been awaiting trial for several years, including a 21 year-old female prisoner who had been on remand for six years of her life. The recent passing of new bail guidelines is likely to worsen the situation.

Access to legal aid: a necessary but insufficient condition for the rights of detainees to be upheld

Of all the inmates surveyed, only 19% had accessed legal services during their time in detention. Free and accessible legal aid services are key in order to ensure that inmates are made aware of their rights and supported in moving their case forward or accessing bail. During the launch of the baseline study report, stakeholders from criminal justice institutions and legal aid service providers called for the National Legal Aid Bill to be passed into law so that access to legal aid is guaranteed to indigent or people in vulnerable situations.

However, more systemic changes are crucial in order to ensure that the use of pre-trial detention is limited to those cases for which it is necessary, and used in accordance with procedural and constitutional safeguards. From the point of arrest, all stakeholders in the criminal justice systems as well as the government of Uganda have a role to play in ensuring that individual rights and freedoms are respected, that the criminal justice system does not unduly criminalise the disadvantaged and that violations are duly identified, investigated and remedied.

Full policy recommendations are available in the baseline study report.

ASF’s work in pre-trial detention in Uganda

Since 2019, ASF and its partner the Legal Aid Service Providers Network (LASPNET) in Uganda, with funding from the Austrian Development Cooperation (ADC), have been working to protect and promote constitutional and procedural rights in the administration of justice in Uganda. As part of this, free legal aid services have been provided in eight district to over 4000 pre-trial detainees. ASF also conducts sensitisation sessions to empower communities to enforce their rights, as well as local and national advocacy efforts for positive reform.

(Engels) Studie – Bescherming van de grondwettelijke rechten van gedetineerden in voorhechtenis door middel van toegang tot justitie in Oeganda

Consolideren van de discussies over transitionele justitie: het debat over de toegang tot landrechten in de subregio Acholi

Dit artikel is overgenomen van het jaarverslag 2021 van Avocats Sans Frontières.

De voorbije jaren hebben talrijke en aanhoudende conflicten over landgebruik en -eigendom in de subregio Acholi geleid tot hevige discussies onder de Oegandese bevolking. Tijdens de discussies over dit onderwerp werd echter te vaak verzuimd om het op te nemen in het bredere debat over transitionele justitie.

Deze landconflicten vinden hun oorsprong meestal in de nasleep van de oorlog tussen de Oegandese regering en de rebellen van het Lord’s Resistance Army (LRA) van 1987 tot het staakt-het-vuren van 2006. In die periode richtten de rebellen van het LRA zich op burgers en pleegden ze aanvallen op scholen, openbare plaatsen en gemeenschappen. Dit leidde tot massale verplaatsing van de plaatselijke bevolking naar vluchtelingenkampen, de zogenaamde kampen voor binnenlandse ontheemden (IDP’s). Door de omvangrijke ontheemding en de dood van ouderen in die periode zijn de plaatselijke gemeenschappen hun landeigendom verloren.

Toegang tot land speelt echter een cruciale rol bij het herstel van de gevolgen van dergelijke conflicten en het is dan ook echt nodig een verband te leggen tussen landrechten en de doelstellingen van transitionele justitie zoals restitutie. In het beleid van 2019 voor transitionele justitie (National Transitional Justice Policy) wordt erkend dat landconflicten in door conflicten getroffen gemeenschappen individueel of collectief moeten worden gelenigd.

ASF onderzocht de toegang tot landrechten en transitionele justitie in Noord-Oeganda om de aard van de rechtspleging die mensen in de subregio Acholi hebben ondernomen om hun landrechten op te eisen, vast te stellen. Aan de hand van een zuiver kwalitatieve methode werd in het onderzoek vastgesteld dat slachtoffers van landconflicten gebruik maken van wettelijke of traditionele mechanismen om hun recht te halen, maar dat ze er niet in slagen landgeschillen op bevredigende wijze en in der minne te regelen. In veel gevallen zijn de toegang tot justitie en de gerechtelijke resultaten afhankelijk van de sociale status van het individu. Voor vrouwen en jongeren is het moeilijker om bevredigende oplossingen te vinden omdat ze kwetsbaarder zijn.

ASF pleit voor een brede strategie rond restitutie van land die deel uitmaakt van het bredere proces van transitionele justitie. Dit omvat de pijlers van transitionele justitie: erkenning van het geleden onrecht, waarheidsvinding, onderzoek en documentatie. Het is van cruciaal belang dat de inspanningen worden opgevoerd om ervoor te zorgen dat de landrechten in de terugkerende gemeenschappen volledig worden gerespecteerd, gehandhaafd en hersteld. Bovendien roept ASF de regering van Oeganda op om de processen van landaankoop voor multinationale bedrijven en investeerders opnieuw te definiëren op een manier die transparant is, waarbij elke partij zijn verantwoordelijkheid opneemt en waarbij de lokale gemeenschappen worden betrokken om het wantrouwen te verminderen en het vertrouwen in de lopende ontwikkelingsinitiatieven in de regio te helpen opbouwen.