Oeganda neemt Beleid op Overgangsjustitie aan

Op 17 juni 2019 kondigde de Oegandese regering aan dat het Nationale Beleid op Overgangsjustitie (NBOJ) werd aangenomen, nadat het proces om het beleid op te stellen en aan te nemen tien jaar had geduurd. De officiële publicatie van het Beleid kwam er in september. Met het aannemen van het Beleid komt de regering gedeeltelijk haar engagementen na aangaande verantwoording en verzoening. Deze werden aangegaan tijdens het vredesproces van Juba dat in 2006 van start ging. Ook komt de regering zo haar grondwettelijke verplichtingen na. In het algemeen voorziet het NBOJ in het juridisch en institutioneel raamwerk voor de onderzoeken, vervolgingen, processen binnen het formele systeem, schadevergoedingen en alternatieve aanpakken voor justitie. Deze onderwerpen zijn samengebracht binnen vijf prioritaire thema’s: formele justitie, traditionele justitie, natievorming, amnestie en schadevergoedingen. Verwacht wordt dat het NBOJ zal helpen om vrede, stabiliteit en sociale cohesie te bewerkstelligen. Waarom is een Nationaal Beleid op Overgangsjustitie belangrijk? Het aannemen van het NBOJ geeft hoop, in het bijzonder aan de slachtoffers die al twee decennia in onzekerheid worden gehouden over of, waar en hoe de tegen hen begane misdaden zouden behandeld worden. Bijkomend geeft het ook een – weliswaar vaag – overzicht van hoe de relevante belanghebbenden zouden kunnen bijdragen aan de uitvoering van het beleid. Het Beleid geeft specifiek aan dat waar de regering de juiste voorwaarden voor zijn uitvoering zal voorzien, het Beleid toch zal uitgevoerd worden met een multi-sectoriële, multi-dimensionele aanpak die gestoeld is op samenwerking tussen verschillende belanghebbenden. Financiering zal van de overheid komen maar ook van niet-gouvernementele actoren zoals ontwikkelingspartners, de private sector en middenveldorganisaties. De lange weg tot de Beleidstekst De ontwikkeling van het NBOJ komt voort uit een initieel breed, consultatief, participatief en inclusief proces dat geïnformeerd was door studies en onderzoeken die uitgevoerd waren door de Justice Law and Order Sector (JLOS), en door consultaties met en door middenveldorganisaties. Meer inspanningen werden geleverd om standpunten en bijdragen van het middenveld te verzamelen via de Werkgroep Overgangsjustitie, een initiatief van de JLOS tijdens de eerste fase van het opstellen van het beleid. In latere fases echter werd de Werkgroep Overgangsjustitie omgezet in een plenaire vergadering die beperkt werd tot overheidsambtenaren, waardoor middenveldorganisaties uitgesloten werden van het proces. Om het momentum voor beïnvloeding te behouden, ondernamen middenveldorganisaties initiatieven om consultatieve gesprekken te houden binnen hun netwerken en om feedback te geven aan de JLOS. Ze pleitten voor het aannemen van het beleid door platformen te voorzien voor belanghebbenden, met inbegrip van het Greater North Parliamentary Forum voor parlementsleden, en zetten druk om de ontwikkeling van het NBOJ te versnellen. Wat nu? Als het NBOJ zijn doelstellingen wil behalen, is het belangrijk dat zijn uitvoering niet langer uitgesteld wordt en dat sommige onderdelen van het beleid verduidelijkt worden. Ten eerste moet het Ministerie van Binnenlandse Zaken, toevertrouwd met de leiding over de uitvoering van het beleid, een effectieve coördinatiestructuur opzetten die bevoegd is om beleidskeuzes over verschillende sectoren heen te implementeren en om de respectieve bijdragen van de verschillende actoren die betrokken zijn bij de implementatie te coördineren. In het bijzonder moet deze coördinatiestructuur de deelname van middenveldorganisaties organiseren, aangezien deze een sterke en betrouwbare verbinding hebben opgebouwd met de begunstigden van het beleid in post-conflictgebieden, in het bijzonder met slachtoffers van mensenrechtenschendingen. Ten tweede laat het beleid, dat weliswaar een algemeen raamwerk is, een aanzienlijk deel van zijn uitvoeringsmodaliteiten afhangen van het aannemen van een aantal complementaire wetten. Zo maakt het Beleid onder andere van het aannemen van een Overgangsjustitiewet, en wetgeving op Getuigen- en Slachtofferbescherming, Overgangsjustitiemechanismes, en volledige schadevergoedingen, noodzakelijke voorwaarden voor zijn eigen uitvoering. Gezien het ellenlange proces dat het aannemen van het beleid voorafging, zouden nog meer bureaucratische vertragingen alleen maar bijdragen aan een algemeen gevoel van gelatenheid onder belanghebbenden binnen overgangsjustitie, in het bijzonder bij de slachtoffers. Tot slot blijft het onderdeel van het beleid over schadevergoedingen behoorlijk vaag. Het idee van een fonds voor schadevergoedingen, dat in eerdere versies van het beleid nog vermeld was, is nu uit de definitieve tekst gelaten. De NJOB verwijst nu immers naar een ‘geconsolideerd fonds’ zonder verdere details. Het beleid zegt verder niks over de kwestie van schadevergoedingen die door de rechtbank aan slachtoffers van wreedheden toegekend worden, noch over de concrete middelen voor slachtoffers om langs gerechtelijke weg schadevergoeding te bekomen (met inbegrip van, maar niet beperkt tot financiële compensatie). Schadevergoedingen over het hoofd zien zou de doelstellingen van het Beleid in het gedrang brengen. Slachtoffers in Oeganda hebben inderdaad duidelijk gemaakt dat zij van alle resultaten van hun deelname aan de verantwoordingsprocessen het meest van al schadevergoeding verwachten. Het ontbreken van enig perspectief op een schadevergoeding zal dus waarschijnlijk de voornaamste motivatie voor slachtoffers wegnemen om deel te nemen aan de strafprocedure, of zelfs aan alle mechanismes voor overgangsjustitie die er in de toekomst nog zouden komen.

Getroffen gemeenschappen zijn het moe in de zaak Thomas Kwoyelo

Kampala, 16 mei 2019 – In Oeganda geeft ASF al jarenlang onafgebroken steun aan de gemeenschappen die slachtoffer zijn geworden van de misdaden waarvoor Kwoyelo door de International Crimes Division (ICD) berecht wordt. In april leidde ASF de gezamenlijke inspanningen samen met de Raad van Slachtoffers, de Griffie van de ICD en het International Center for Transitional Justice (ICTJ) om de gemeenschappen van de slachtoffers op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen in het proces, en intussen ook hun meningen te verzamelen en over te brengen aan de relevante instanties.

Tijdens de verschillende bijeenkomsten in de gemeenschappen in Obiangic, Abera, Lamgoi, Perecu en Pabbo betreurden veel deelnemers het gebrek aan informatie over de ontwikkelingen in de zaak. Terzelfdertijd toonde een substantieel aantal onder hen een afnemende interesse in de zaak. Een van de deelnemers verwoordde het als volgt:

“Deze bijeenkomst is niet belangrijk voor ons. Wij willen enkel de resultaten van het proces horen. Dit proces is nu al zo lang aan de gang. Het zou snel klaar moeten zijn zodat wij compensatie krijgen voor het leed dat we geleden hebben.”

Het lijkt erop dat deze houding voortkomt uit een gebrek aan directe betrokkenheid bij de zaak en uit de lange duur van het proces, dat in juli 2011 begon. De wettelijke waarborgen in de verschillende statuten die voorzien in de deelname van slachtoffers riskeren betekenisloos te worden als men niet aan deze zorgen tegemoetkomt.

Het feit dat de slachtoffers blijven lijden onder de nasleep van het conflict (wezen worden aan hun lot overgelaten, fysieke en mentale handicaps, etc.) maakt het risico alleen maar groter dat de waarde van juridische processen afneemt in hun ogen, omdat ze deze niet langer zien als mogelijke pistes om de situatie van de slachtoffers te verbeteren. Terwijl ze een belangrijke toevoeging kunnen zijn voor waarheidsvinding en inspanningen richting rechtvaardigheid, toch zijn tussentijdse maatregelen, projecten en interventies vanwege de overheid en niet-gouvernementele actoren ofwel onvoldoende ofwel ineffectief geweest om de meest basale noden van de slachtoffers te lenigen.

Terwijl de roep om verantwoording weerklinkt in veel gemeenschappen van de slachtoffers, worden hun bezorgdheden rond schadevergoedingen ook voortdurend opgebracht: wie zal een schadevergoeding ontvangen, wie zal deze betalen en welke vorm zal ze aannemen?

Naast wettelijke rechten kunnen strafrechtelijke processen enkel hun herstellende en genezende rol verwezenlijken als slachtoffers en hun gemeenschappen ze als betekenisvol ervaren. In dit geval kan dit gedaan worden door:

  1. te verzekeren dat er constante en betekenisvolle interactie is tussen de slachtoffers en hun juridische adviseurs, aangezien deze laatsten hun deelname aan het proces verzekeren;
  2. goed om te gaan met de verwachtingen van de slachtoffers met betrekking tot deelname aan het proces en te verzekeren dat slachtoffers begrijpen hoever hun eigen mogelijkheden reiken in het justitieproces voor de ICD: dit houdt ook in dat de ICD en de Oegandese regering bepaalde relevante aspecten van slachtofferdeelname verduidelijken, zoals hun recht op schadevergoeding;
  3. de mogelijkheden van slachtoffers bevorderen om hun recht op deelname uit te oefenen: voorgestelde inspanningen zijn onder andere het fysiek bijwonen van het proces door de slachtoffers door hun vertegenwoordigers om de voortgang van de rechtszaak te volgen;
  4. beter tussentijdse steun te geven aan slachtoffers: tijdens het proces is er nood aan betekenisvolle, effectieve en holistische tussentijdse inspanningen om slachtoffers te steunen daar waar het er het meeste toe doet voor hen. Hiervoor blijft ASF pleiten voor het aannemen van de ontwerptekst van de Transitional Justice Policy.

Wettelijke bepalingen met betrekking tot slachtofferdeelname en het overnemen van internationale strafrechtelijke principes in het nationale Oegandese rechtssysteem hebben ongekende mogelijkheden gecreëerd voor slachtoffers om hun recht te halen in Oeganda. Aangezien deze voor het eerst gebruikt worden in het Kwoyelo-proces, is het cruciaal dat de juiste precedenten gecreëerd worden zodat het recht van slachtoffers op procesdeelname gezien kan worden als een betekenisvol onderdeel van de inspanningen voor overgangsjustitie in het land.

Foto’s © ASF

Thomas Kwoyelo in Oeganda: een proces voor de geschiedenisboeken

Kampala, 20 september 2018 – Op maandag 24 september zal de Divisie voor Internationale Misdaden (ICD) het hoofdproces in de zaak Thomas Kwoyelo openen. Deze zaak is de eerste ooit die door een nationale rechtbank behandeld wordt in het conflict tussen het Verzetsleger van de Heer (LRA) en de Oegandese overheid. Romain Ravet, landelijke directeur voor ASF in Oeganda, maakt zich zorgen over de mogelijkheid voor slachtoffers om deel te nemen aan het proces en over het gebrek aan overheidssteun voor de ICD. Wie is Thomas Kwoyelo? Waarover gaat deze zaak? Romain Ravet: Thomas Kwoyelo, alias Latoni, is een voormalige LRA-bevelhebber die zich in 2009 heeft overgegeven aan het Oegandese leger. Volgens het openbaar ministerie was hij lid van het Verzetsleger van de Heer onder leiding van Joseph Kony en klom hij binnen dat LRA op tot de graad van ‘kolonel’. Kwoyelo leidde tussen 1993 en 2005 een reeks aanvallen op het dorp Abera en de Pagak- en Pablo-kampen voor binnenlandse ontheemden in wat vandaag het Amuru-district is. De aanvallen resulteerden in ontvoeringen, moordpartijen, verminkingen en het folteren van tientallen mensen, waaronder vrouwen en kinderen. In 2011 kende het Grondwettelijk Hof amnestie toe aan Kwoyelo maar in 2015 trok het Hooggerechtshof dit in en besloot het dat hij zou berecht worden voor de daden die hij had begaan buiten de ‘bevordering van oorlog’. Sindsdien was zijn zaak hangende bij de Divisie voor Internationale Misdaden, de nationale rechtbank in Oeganda die bevoegd is voor misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. De zaak begon in 2011. Waarom duurt ze zo lang? R.R.: Ten eerste was de amnestiekwestie zeer complex om mee om te gaan. In 2000 werd een wet aangenomen (die nadien ook hernieuwd werd) om amnestie toe te kennen aan alle LRA-soldaten die hun wapens neerlegden. Deze wet was cruciaal voor het ondermijnen van het LRA en om het vredesonderhandelingsproces op gang te brengen. Echter, de wet botste met verschillende bepalingen van de ICC-wet en van de Oegandese grondwet, aangezien ze een allesomvattende amnestie voorzag voor alle daden begaan tijdens het conflict, met inbegrip van misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. Het debat raakte een gevoelige snaar en raakte verstrikt in het klassieke vrede-versus-rechtvaardigheid-dilemma. Het duurde verschillende jaren voordat het Hooggerechtshof de juridische aspecten kon uitklaren en een uitzondering op de amnestie kon maken voor specifieke misdaden. Ten tweede is deze zaak de allereerste die ooit wordt berecht onder de Procedure- en Bewijsregels van de ICD. Dit zijn een speciale reeks regels die de ICD aan de standaarden van internationale rechtbanken wil doen beantwoorden. Als ondertekenaar van het Statuut van Rome beantwoordt de ICD aan het principe van complementariteit, wat wil zeggen dat het in staat moet zijn om genocidezaken, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid te behandelen volgens dezelfde standaarden als het Internationaal Strafhof (ICC). De zaak sleept lang aan omdat ze tot volstrekt nieuwe situaties leidt voor de ICD. In 2016 begon de ICD met de voorbereiding van het proces, een eerste fase waarin “grondige redenen om te geloven” in de tenlastelegging van het openbaar ministerie worden uiteengezet. Dit is moeilijker dan het klinkt, omdat de tenlastelegging tegen Kwoyelo gebaseerd is op internationaal recht, wat de toepassing voor een nationale rechtbank betwistbaar maakt. Evenzo kende de rechter in het voorbereidende proces in 2016 aan de beweerde slachtoffers van Kwoyelo het recht toe om deel te nemen aan alle fases van de procedure. In een land waar het strafrechtelijk systeem in essentie draait rond de verdachte, betreedt men met deze uitspraak nieuwe paden waarvoor geen uitgestippelde route bestaat: de ICD moet innoveren en haar eigen precedenten scheppen. Echter, het voorbereidende proces heeft aangetoond dat de ICD de middelen ontbeert om deze taak ten volle uit te voeren. Zo zijn de rechters in dit Hof niet voltijds benoemd voor dit werk. De rechter in het voorbereidende proces moet haar taak combineren met het dagelijkse management van het High Court van Mbale, wat zes uur rijden is van Kampala. Daarbij komt dat de ICD nieuwe concepten moet implementeren, zoals de deelname van slachtoffers, wat toegang vereist tot specifieke technische en materiële hulpbronnen. Ondanks inspanningen van internationale ngo’s en ontwikkelingspartners, blijven deze hulpbronnen beperkt.
Gemeenschapsdialoog georganiseerd door ASF rond het aankomende proces © ASF/R. Ravet
Wat zal er nu gebeuren? R.R.: Op 30 augustus bevestigde de ICD de 93 beschuldigingen van misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden en andere alternatieve misdaden tegen Kwoyelo. Zijn zaak wordt nu behandeld door een panel van drie rechters. Dit is wat de ICD het “hoofdproces” noemt. De rechtbank moet nu de bewijzen onderzoeken om Kwoyelo’s schuld “beyond reasonable doubts” vast te stellen. Als ASF maken wij ons vooral zorgen over de effectiviteit van het recht van de slachtoffers om deel te nemen aan het hoofdproces. Dit recht heeft twee belangrijke componenten: de deelname van de slachtoffers aan de hoorzittingen, en de mogelijkheid voor de slachtoffers om schadevergoeding te vragen als de beschuldigde veroordeeld wordt. ASF ondersteunt twee advocaten die door de rechtbank aangesteld zijn om de slachtoffers te vertegenwoordigen. We hebben voor 98 slachtoffers verzoekschriften ingediend om deel te nemen aan het proces, maar de goedkeuring daarvan is nog hangende. We ondersteunen de advocaten ook bij hun communicatie met de slachtoffers om hen op de hoogte te houden over het proces en om hun verwachtingen in kaart te brengen. Slachtoffers willen heel graag deelnemen aan het proces, maar hun deelname doet vragen rijzen met betrekking tot materiële facilitering en veiligheid. ASF geeft ook technische bijstand aan de rechtbank en heeft het maatschappelijke middenveld gemobiliseerd om sommige van deze noden te lenigen, maar we kunnen niet in de plaats van de overheid de uitspraak uit het voorbereidende proces van 2016 implementeren. Wat de verwachtingen betreft, toont ons onderzoek aan dat slachtoffers vooral schadevergoedingen verwachten. Het verantwoordingsaspect is ondergeschikt voor hen, aangezien gemeenschappen verdeeld blijven over deze zaak. Veel mensen in Noord-Oeganda hebben nog steeds sympathie voor de LRA-zaak (wat niet betekent dat ze hun misdaden goedkeuren) en nog meer mensen zijn sceptisch over de relevantie van het terechtstaan van Kwoyelo binnen het formele justitiesysteem; sommigen zouden liever zien dat hij de traditionele Acholi-rituelen van verzoening en bestraffing ondergaat. Daarom zijn de slachtoffers hoofdzakelijk geïnteresseerd in vergoeding voor het leed dat ze ondergaan hebben. ASF heeft de Richtlijnen voor door de rechtbank bevolen schadevergoedingen gepubliceerd die alle bestaande wettelijke opties verduidelijken. Er bestaan inderdaad opties, maar als vergoeding afhangt van Kwoyelo’s solventie, dan zal dit aspect virtueel blijven. Zijn er behalve de deelname van de slachtoffers nog uitdagingen voor het proces? R.R.: Natuurlijk! Deze zaak is een proefrit voor de ICD. Ze zal moeten aantonen dat ze de capaciteit heeft om op alle vlakken de internationale standaarden te respecteren. De zaak van het openbaar ministerie steunt hoofdzakelijk op getuigenissen. Zolang de Wet voor de Bescherming van Getuigen en Slachtoffers en de Slachtofferbeschermingsunit niet in werking zijn, wordt het openbaar ministerie in beslag genomen door de veiligheid van de getuigen. En ook de verdediging voelt de gevolgen van een gebrek aan overheidssteun voor de ICD. Kwoyelo’s advocaten vinden het moeilijk om toegang te krijgen tot mogelijke getuigen à décharge en worstelen met problemen als vertaling en tolken. Alle uitspraken, met inbegrip van de bevestiging van de beschuldigingen, zijn in het Engels, een taal die Kwoyelo niet begrijpt. Ook hier probeert het maatschappelijk middenveld te helpen, maar dit is een overheidstaak. Wat beveel je aan naar de toekomst toe? R.R.: De ICD heeft de volle steun van de Oegandese regering en andere belanghebbenden nodig. De magistratuur is bezorgd dat dit proces middelen krijgt die doorsnee processen niet krijgen. Maar dit proces is in al zijn aspecten speciaal. De capaciteit van de ICD om internationale misdaden te berechten zal een direct effect hebben op andere, nog hangende zaken, met name de zaak-Mukulu die enorme implicaties heeft voor de lopende regionale conflicten. Belangrijkst van al is dat veel mensen in Noord-Oeganda op het proces rekenen om te genezen en om verder te gaan met hun leven. De internationale gemeenschap bekijkt ook of de ICD de proef zal doorstaan van complementariteit met het ICC. Zelfs als Kwoyelo veroordeeld wordt, hebben de slachtoffers bijna geen kans om een vergoeding te krijgen tenzij de overheid een speciaal fonds opricht. Een cynisch gerucht verspreidt zich momenteel door Noord-Oeganda dat men beter “een slachtoffer van Ongwen dan van Kwoyelo” was geweest. Dit is een zwartgallige uitdrukking van de frustratie van de slachtoffers, maar het zegt ook veel over de belangen die op het spel staan. Mensen die door dit conflict getroffen werden, leven nog steeds met open wonden, letterlijk en figuurlijk. Hoe men over het conflict spreekt varieert en is complex: slachtoffers geven de overheid in bijna gelijke mate de schuld van hun moeilijke situatie als het LRA. De verhitte debatten en de hoop die er in de vroege jaren 2000 waren, zijn vervangen door pessimistisch discours onder de getroffen gemeenschappen. Mensen wanhopen dat de overheid niet genoeg heeft gedaan om hen te helpen herstellen van het conflict. Het proces is een tweesnijdend zwaard: als het faalt, kan de afstand tussen de bevolking uit het noorden en de regering nog groter worden, maar bij succes kan hun relatie hersteld worden en afronding van de misdaden uit het verleden brengen. Betekenisvolle deelname van de slachtoffers kan de factor zijn die de balans doet overhellen naar deze of gene kant. >> Contacteer Romain Ravet, onze landelijke directeur in Oeganda
Coverfoto © ASF, Gulu, september 2016

Tunesië: een cruciale periode voor de overgangsjustitie

Tunis, 13 maart 2018 – De Instantie voor Waarheid en Waardigheid (IVD), opgericht in 2013 om het proces voor overgangsjustitie in Tunesië te leiden, begint aan het laatste jaar van haar mandaat. De eerste processen over de mensenrechtenschendingen tijdens de dictatuur gaan binnenkort van start voor gespecialiseerde kamers. In deze cruciale periode co-organiseerde ASF vorige week een nationale conferentie: “Het behalen van de doelstellingen van de overgangsjustitie: de rol van het maatschappelijk middenveld en de overheid na de IVD”. Met deze conferentie wilden ASF en haar partners de voortgang van de inspanningen inzake overgangsjustitie in kaart brengen. Daarnaast wilden ze ook de prioriteiten voor de komende maanden vaststellen. Tot slot wilden ze de rol omschrijven van het maatschappelijk middenveld en van de overheid na het einde van het mandaat van de IVD. Het evenement werd jammer genoeg gekenmerkt door een onbevredigende aanwezigheid van de overheid. Tijdens de openingssessie hebben bekende sprekers verschillende, bij uitstek politieke uitdagingen aangestipt. Een daarvan was de beslissing die op 27 februari gecommuniceerd werd door de IVD om haar mandaat met een jaar te verlengen. “M. Samir Dilou, parlementslid en voormalig minister voor mensenrechten en overgangsjustitie, sprak zich tijdens de conferentie uit over dit onderwerp”, vertelt de landelijke directeur voor ASF in Tunesië, Antonio Manganella. “Hij herinnerde eraan dat de organieke wet betreffende de overgangsjustitie heel duidelijk is met betrekking tot dit onderwerp. De IVD is autonoom en is niet gehouden om een goedkeuringsverzoek in te dienen bij het parlement om haar mandaat te verlengen.” De Eerste voorzitter van het Hof van Cassatie benadrukte dan weer dat de hervorming van het justitieapparaat een onomkeerbare onafhankelijkheid van de magistratuur moet garanderen, terwijl de Stafhouder van de advocaten van Tunesië de rol van advocaten onderstreepte. In drie workshops werden vervolgens de voornaamste domeinen van overgangsjustitie besproken: het gerechtelijke luik en de waarheidsvinding, de schadeloosstelling voor de slachtoffers en de oprichting van een Fonds voor de Waardigheid, en ook de waarborgen opdat er geen herhalingen meer zouden zijn en de voorstellen voor hervormingen die de IVD zal moeten opnemen in haar eindrapport. Tijdens de workshops, voorbereid in samenwerking met de Commissarissen van de IVD, konden de deelnemers constructief ideeën uitwisselen over de voortgang van de werkzaamheden van de IVD en over de voornaamste uitdagingen voor de overgangsjustitie. Het resultaat was een reeks aanbevelingen en conclusies die opgevolgd zullen worden door de middenveldactoren. “Deze conferentie werd gehouden op een cruciaal moment in het overgangsjustitieproces”, legt Amine Thabet uit, projectcoördinator bij ASF. Zo moeten de gerechtelijke processen voor de gespecialiseerde kamers binnen enkele weken van start gaan: de IVD heeft zonet het eerste dossier van ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de dictatuur overgemaakt aan de Rechtbank van eerste aanleg van Gabès. “ASF zal een systeem opzetten om de zittingen te observeren. Zo kunnen we verslag uitbrengen van de correcte voortgang van de processen met betrekking tot de waarborgen voor de slachtoffers en het respect van de beginselen van een eerlijk proces.” Lees ook: het bericht van ASF over het begin van het gerechtelijke luik van de overgangsjustitie in Tunesië.
De conferentie “Het behalen van de doelstellingen van de overgangsjustitie” werd georganiseerd door ASF, de IVD en de volgende organisaties die lid zijn van het Comité voor de opvolging van de overgangsjustitie: Association de Défense des Libertés Individuelles, Al-Bawsala, de Nationale Orde van Advocaten van Tunesië, de Wereldorganisatie Tegen Marteling, Association Al-Karama, Réseau Tunisien pour la Justice Transitionnelle en Labo’ démocratique.
Foto’s © IVD

Wettelijke vertegenwoordiging komt ter sprake bij de Vergadering van Verdragspartijen bij het Statuut van Rome

Brussel, 18 december 2017 – Ter gelegenheid van de Zestiende Vergadering van de Verdragspartijen bij het Statuut van Rome, co-organiseerde ASF samen met REDRESS een parallel evenement over de wettelijke vertegenwoordiging van slachtoffers voor het Internationaal Strafhof (ICC), de Divisie voor Internationale Misdaden (ICD) in Oeganda en het Speciaal Strafhof (CPS) in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). Dit evenement bood de gelegenheid om de balans op te maken van de praktijken met betrekking tot de vertegenwoordiging van slachtoffers bij strafrechtelijke procedures over zware misdrijven. De deelname van slachtoffers is inderdaad een van de grote stappen voorwaarts binnen het internationaal strafrecht, waarvan de katalysator zonder twijfel het Statuut van Rome is geweest. De relevante bepalingen van het Statuut hebben sindsdien een groot aantal hybride en nationale rechtbanken beïnvloed die opgericht of gemandateerd werden om internationale misdrijven te vervolgen. De deelname van de slachtoffers werd zo bijvoorbeeld geïntroduceerd bij het ICD in Oeganda, wat nochtans een common law-rechtbank is waarbij de deelname in strafzaken beperkt is tot een verklaring van het slachtoffer. Echter, de deelname van slachtoffers gaat ook gepaard met uitdagingen, met name wat betreft de vertegenwoordiging door een advocaat. Het ICC heeft herhaaldelijk gebruikgemaakt van de collectieve vertegenwoordiging van slachtoffers, een mogelijkheid die door het Statuut van Rome gecreëerd is. Maar de zaak-Ongwen in Oeganda heeft de beperkingen aangetoond van die aanpak van de organen van het Hof: rechtsbijstand werd in eerste instantie geweigerd aan de slachtoffers die een Oegandese vertegenwoordiger gekozen hadden (meer dan 2600 op dit moment), omdat het Hof het Bureau voor Openbaar Advies voor Slachtoffers verkoos. De moeilijkheden waar de slachtoffers tegenaan lopen bij het ICC kunnen als lessen dienen bij de ontwikkeling van regelgevende kaders van andere rechtbanken. Eén daarvan is het CPS in de CAR, waarvan het ontwerp van het Procedure- en Bewijsreglement ook voorziet in de mogelijkheid van gemeenschappelijke vertegenwoordiging. Echter, de samenstelling van het Speciaal Corps van Advocaten bij het CPS, dat de vertegenwoordiging van zowel beschuldigden als slachtoffers zal garanderen, roept talrijke vragen op, te beginnen met het evenwicht tussen internationale en Centraal-Afrikaanse advocaten, maar ook met betrekking tot de rechtsbijstandsvoorwaarden. De data die ASF verzameld heeft op het terrein brengen inderdaad talrijke problemen aan het licht met betrekking tot de representativiteit van deze advocaten in een context die gekenmerkt wordt door sterke etnische spanningen die zonder twijfel centraal zullen staan bij de werkzaamheden van het CPS. Het is dus cruciaal voor het CPS om bij de uitbouw van zijn activiteiten rekening te houden met deze moeilijkheden. Zo kunnen deze beter opgelost worden, en kan het Hof het gerechtelijke systeem in zijn geheel versterken. Ook al kunnen logistieke en financiële redenen de keuze beperken van de slachtoffers van internationale misdrijven voor hun vertegenwoordiger, de wettelijke vertegenwoordiging moet uiteindelijk gestoeld zijn op een transparante vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt. Deze relatie is cruciaal bij de zoektocht naar rechtvaardigheid, waarvan het ultieme doel zou moeten zijn om een schadevergoeding te voorzien die in verhouding staat tot de geleden schade en gebaseerd is op de wensen en verwachtingen van de slachtoffers. Het parallelle evenement heeft steun ontvangen van de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en van Finland, en was georganiseerd onder de auspiciën van de Werkgroep over de rechten van slachtoffers. >> Download het programma van het parallelle evenement (PDF in het Engels)

ASF ondersteunt de Divisie voor Internationale Misdaden in Oeganda

Kampala, 28 augustus 2017 – Sinds 2012 ondersteunt ASF de Divisie voor Internationale Misdaden (ICD) in Oeganda. De ICD, dat vroeger de Divisie voor Oorlogsmisdaden heette, is een binnenlandse rechtbank die gecreëerd werd als onderdeel van de inspanningen van de regering om het Vredesakkoord van Juba tot uitvoering te brengen. Het valt binnen de bevoegdheid van de ICD om ernstige misdrijven te berechten zoals oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, genocide, terrorisme, mensenhandel, piraterij, en andere internationale misdaden. Gezien de Oegandese geschiedenis van gewelddadige conflicten, zoals de beruchte burgeroorlog met het Verzetsleger van de Heer, speelt de ICD een cruciale rol bij het zorgen voor rechtvaardigheid met betrekking tot de wreedheden uit het verleden in Oeganda. De oprichting van de ICD deed de hoop oplaaien op een snel binnenlands verantwoordingsproces, maar de ICD, als recent opgerichte rechtsinstantie, moest eerst door een fase van technische ontwikkeling. “ASF kwam tussen om technische expertise en ondersteuning te voorzien voor de ontwikkeling van de Procedure- en Bewijsregels voor het ICD, de ontwerptekst van de wet met betrekking tot de ICD en, vervolgens, de richtlijnen voor het functioneren van de ICD-griffie,” verduidelijkt Romain Ravet, landelijk directeur voor ASF in Oeganda. Deze drie zeer technische vormen van input waren noodzakelijk om de rechtbank op duurzame wijze te laten functioneren en beslissingen te laten nemen conform de principes van de rechtstaat. Om debatten rond schadeloosstellingen voor slachtoffers te openen, ontwikkelde ASF bovendien de principes rond schadeloosstellingen op bevel van de rechtbank. Naast de nood voor technische ontwikkeling moest het bewustzijn vergroot worden rond het mandaat van de ICD. “Juridische processen zijn vaak moeilijk te begrijpen voor het brede publiek. Echter, het succes van de ICD, dat de hoeksteen van overgangsjustitie is, ligt in haar vermogen om slachtoffers van vroegere wreedheden mee te nemen in het verantwoordingsproces,” voegt meneer Ravet toe. ASF nam deel aan het live uitzenden van het proces, en koppelde ook terug naar de gemeenschappen met betrekking tot lopende dossiers. Daarnaast blijft ASF samenwerken met advocaten van de slachtoffers in de Thomas Kwoyelo-zaak (de voormalige bevelhebber van het LRA).
Voorlichtingsactiviteiten in de gemeenschappen
In 2015 heeft ASF voorlichtingsactiviteiten gehouden in de gemeenschappen, samen met het ICD-team dat bestaat uit ICD-rechters, procureurs, advocaten van slachtoffers, en politieambtenaren, om zo interacties te promoten tussen rechters en gemeenschappen en om materiaal met informatie te verspreiden over de rol van de ICD. De ICD, dat zes jaar geleden werd opgericht, is nog steeds een jonge rechtbank. Haar mandaat is zeer relevant voor de noden rond overgangsjustitie in Oeganda en velen verwachten dat de rechtbank binnenkort tastbare resultaten zal afleveren. Aangezien het vooronderzoek in de Thomas Kwoyelo-zaak langer duurt dan verwacht, moet de ondersteuning aan de ICD uitgebreid worden. ASF spoort de Oegandese regering en alle betrokken partners aan om voldoende middelen te voorzien voor de ICD. Dit zal de rechtbank in staat stellen om het vooronderzoek en een eventueel proces in de Thomas Kwoyelo-zaak af te ronden. De ICD zou een volledig operationele rechtbank moeten zijn en haar afdelingen zouden gekwalificeerd personeel moeten hebben. Momenteel heeft de rechtbank geen afdeling voor slachtoffer- en getuigenbescherming, en zo ontbreken nog meer afdelingen. Voortdurende ondersteuning voor de ICD is cruciaal voor haar welslagen en voor het welslagen van het overgangsjustitieproces in Oeganda. >> Klik op deze link om meer te weten te komen over de ICD en hoe ze werkt.
Foto: personeel van ASF Oeganda wordt verwelkomd door het ICD-team in hun nieuwe burelen in Naguru om de afgeronde Richtlijnen voor de ICD-Griffie en andere onderwerpen te bespreken. Aanwezig waren (van rechts naar links): edelachtbare Harriet Ssali, Jane Adong, Diana Natukunda, rechter Elizabeth Nahamya, rechter Moses Mukiibi, Romain Ravet, James Nuwagaba, en Philippa Bogere © ASF

Een bedelaar heeft geen keuze

Kampala, 12 juli 2017 – Tussen februari en april 2017 adviseerde ASF slachtoffers van massale gruweldaden in Noord- en Oost-Oeganda over hoe zij het herstellen van de door hen geleden schade zien. Deze consultaties vonden plaats in regio’s getroffen door de rebellengroepering het Verzetsleger van de Heer (LRA). Ze poogden zowel inzicht te verkrijgen in de noden en prioriteiten van de slachtoffers van het LRA met betrekking tot schadeloosstelling, als in hun percepties over de lopende discussies met betrekking tot het overgangsjustitiebeleid. We vroegen landelijk directeur van ASF in Oeganda, om de problematiek toe te lichten. Wat is de belangrijkste bevinding van de studie van ASF, A Beggar has no Choice (Een bedelaar heeft geen keuze)? Romain Ravet: De studie onderstreept de nood die slachtoffers hebben om schadeloos gesteld te worden voor wat zij verloren hebben tijdens de oorlog. Er wordt benadrukt dat ze moeten erkend worden als slachtoffers en dat ze recht hebben op schadeloosstellingen. Tijdens de consultaties kwamen wij tot de jammerlijke vaststelling dat de meeste slachtoffers zichzelf zien als “bedelaars”. Zij zijn geen bedelaars. Zij hebben rechten en moeten ook als dusdanig erkend worden. Niettemin worden zij geconfronteerd met grote onrechtvaardigheden: niet alleen hebben zij geleden onder de misdaden uit het verleden, ook vandaag nog worstelen zij met het dagelijks leven als een resultaat van die vroegere misdaden. Zo hebben veel vrouwen seksueel geweld doorstaan, wat een vreselijk traumatische ervaring is. Maar aangezien zij niet erkend worden als slachtoffers van deze misdaden, kunnen zij niet terugvallen op ondersteuning bij traumaverwerking of bij de zorg van kinderen geboren uit de oorlog of na verkrachting. Dit is erg problematisch, Als niet-erkende slachtoffers van traumatiserende misdaden worden deze mensen gemarginaliseerd in de Oegandese samenleving. Dus, voor alle duidelijkheid, over welke misdrijven heeft u het en hoe zouden deze vergoed kunnen worden? De opstand van de het Verzetsleger van de Heer (LRA) in Noord-Oeganda vond plaats  in 1987 en bleef twee decennia lang voortduren,. In januari 2004 heeft de Oegandese overheid de situatie met het LRA doorverwezen naar het Internationaal Strafhof (ICC). Na een onderzoek door het ICC werden de bevelhebbers van het LRA aangeklaagd voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. Als resultaat van deze wreedheden raakten vele slachtoffers lichamelijk en psychologisch gewond. Er is een dringende behoefte aan psychosociale ondersteuning om hun mentale toestand te verbeteren en om hen in staat te stellen een volwaardig functionerend lid van hun gemeenschap te worden. Er is ook nood aan – onder andere – toegang tot publieke diensten, schoon water, beroepsonderwijs voor hun kinderen, en landbouwgereedschap. Onze studie legt in detail uit wat hun noden zijn en hoe in deze noden voorzien kan worden. Wat veroorzaakt het oponthoud in de implementatie van de schadeloosstellingen voor de slachtoffers van misdaden? Er is een ontwerptekst voor een overgangsjustitiebeleid, die omvattende mechanismes zou moeten creëren voor waarheidsvinding, verzoening, aansprakelijkheid en schadeloosstellingen voor vroegere misdaden, maar deze tekst is nog niet voorgelegd aan het parlement. Niettemin mag dit geen excuus zijn om de slachtoffers hun schadeloosstellingen niet toe te kennen. Aan de hand van verschillende consultaties hebben slachtoffers duidelijk aangegeven wat zij nodig hebben. De overheid, het maatschappelijke middenveld, ontwikkelingspartners en andere betrokken stakeholders zouden naar voren moeten komen om tastbare steun te verlenen aan de slachtoffers. Ontwikkelingsprogramma’s van de overheid zijn de verantwoordelijkheid van de huidige regering naar de burgers toe, en zouden niet gezien moeten worden als schadeloosstellingen. Op welke manier zullen schadeloosstellingen volgens u de waardigheid van de slachtoffers herstellen? Geen enkele vergoeding kan de waardigheid van het slachtoffer volledig herstellen, maar sommige maatregelen kunnen een zekere verlichting brengen. Door gratis onderwijs voor hun kinderen kunnen ze zich een betere toekomst voorstellen, zowel voor zichzelf als voor hun kinderen. Betere gezondheidsdiensten zullen hun lichamelijke pijn verlichten en stellen hen in staat te werken voor de kost. Zo zei een slachtoffer bijvoorbeeld dat ze niet langer kon graven in haar tuin door de fysieke pijn van de schotwonden waar ze nog steeds mee leeft. Ten slotte leven slachtoffers vandaag in een gemarginaliseerde situatie. Er is een dringende noodzaak om hen de kracht te geven om hun stemmen opnieuw te laten horen. de wet is een heel adequate taal om iemands noden en aspiraties te verwoorden. In staat zijn iemands eis te formuleren met juridische argumenten helpt enorm om de eis over te brengen en om begrepen te worden door de spelers die verantwoordelijk zijn voor het garanderen van de mensenrechten. Wij geloven dus dat het cruciaal is om van slachtoffers van wreedheden actieve rechthebbenden te maken, die in staat zijn te functioneren binnen de Oegandese samenleving doordat ze bewust zijn van hun rechten en begeleid worden wanneer ze hun rechten claimen. Wat is de ultieme oproep van ASF aan de Oegandese overheid, het parlement, middenveldorganisaties en ontwikkelingspartners met betrekking tot schadeloosstellingen voor de slachtoffers? ASF zou graag bij de Oegandese overheid, het maatschappelijke middenveld, de ontwikkelingspartners en de betrokken stakeholders pleiten om te luisteren naar de stemmen van de slachtoffers. Ze hebben specifieke noden en een deel van de aangeboden steun sluit niet aan bij hun realiteit. ASF stelt ook voor dat concrete steun op lange termijn in plaats van eenmalige inspanningen wordt aangeboden. *** ASF heeft de deelname van slachtoffers voor de Divisie voor Internationale Misdaden (ICD) van het Oegandese High Court actief bevorderd door een centrale rol te spelen in de ontwikkeling van de Procedure- en Bewijsregels voor het ICD, de ontwerptekst van de wet met betrekking tot de ICD en de ontwerptekst van de Richtlijnen voor de ICD-griffie. Al deze documenten bevatten regels over hoe slachtoffers kunnen deelnemen aan de rechtsgang en hoe ze het best gerepresenteerd kunnen worden voor de rechtbanken. ASF heeft ook nauw samengewerkt met de advocaten van de slachtoffers in de Thomas Kwoyelo-zaak door opleidingen te verstrekken en door het proces bij te wonen. Bovenal heeft ASF direct contact gehad met slachtoffers via voorlichtings- en informatiesessies waar slachtoffers uitgerust werden met kennis over hun rechten.
De studie A Beggar has no Choice werd mogelijk gemaakt door de steun van de MacArthur Foundation

Mensenrechten: Tunesië op de rooster

Tunis, 2 mei 2017 – Tunesië stelt vandaag zijn balans over de mensenrechten voor ter gelegenheid van het Universeel Periodiek Onderzoek van de VN-Mensenrechtenraad. Advocaten Zonder Grenzen leverde samen met andere organisaties van het maatschappelijk middenveld een bijdrage aan de hand van een alternatief rapport. De organisaties roepen vooral op tot de intrekking van het wetsontwerp voor economische en financiële verzoening. Dat zou kunnen leiden tot de stopzetting van de gerechtelijke procedures wegens corruptie die sinds het vertrek van ex-president Zine el-Abidine Ben Ali zes jaar geleden waren opgestart. Het Universeel Periodiek Onderzoek (UPO) heeft als doel om alle vier jaar de mensenrechten in de lidstaten van de Organisatie van de Verenigde Naties te onderzoeken. Het is de derde keer dat Tunesië op de rooster wordt gelegd. Tijdens het proces bekijken de pairs (de andere staten) of de verbintenissen op het gebied van de naleving en bevordering van de mensenrechten werden nagekomen. Het nationale en internationale maatschappelijke middenveld levert een bijdrage door middel van alternatieve rapporten die tijdens het onderzoek in aanmerking worden genomen. Advocaten Zonder Grenzen (ASF) is een van de ngo’s die aan deze balans hebben meegewerkt. Samen met vijf partners deelde zij met de VN-Mensenrechtenraad verschillende bezorgdheden in verband met de overgang naar democratie en de opbouw van een rechtsstaat in Tunesië. Zo roept ASF Tunesië op om de strijd tegen straffeloosheid te versterken, wat een van de prioriteiten zou moeten zijn in de periode na de revolutie. Het wetsontwerp voor zogenaamde ‘economische verzoening’ dat in 2015 werd ingediend en vandaag opnieuw in het Parlement wordt besproken, is geen bemoedigend signaal in die richting. Mocht dat wetsontwerp worden goedgekeurd, dan wordt op grote schaal amnestie verleend aan gezagsdragers, ambtenaren en zakenlui die van corruptie en geldverduistering worden verdacht. De duizenden gerechtelijke procedures die sinds 2011 werden opgestart, zouden worden stopgezet. Dat zou de overgangsjustitie en de mechanismen voor onthulling van de waarheid, gerechtigheid, verzoening, schadeloosstelling, institutionele hervorming en garantie op niet-herhaling op de helling zetten. ASF en de andere organisaties die aan het rapport meewerkten, vragen niet alleen met aandrang om het wetsontwerp in te trekken, maar benadrukken ook de noodzaak om de vrijheid van meningsuiting, van vereniging, van vergadering en van betoging te waarborgen, de doodstraf en folterpraktijken af te schaffen en de gelijkheid en niet-discriminatie van vrouwen en LGBTI-personen te garanderen en te beschermen. Het UPO resulteert in een document met aanbevelingen waarvan de betrokken staat de toepassing moet aantonen tijdens het volgende onderzoek. Alle documenten betreffende de huidige en vorige onderzoeken voor Tunesië zijn beschikbaar op de website van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties. * De Internationale Federatie voor de Mensenrechten, de Wereldorganisatie tegen Foltering en de Tunesische organisaties Doustourna, Association de Défense des Libertés individuelles en Association tunisienne pour la justice et l’égalité.
Foto: “Er is nog werk aan de winkel…” De middenveldorganisaties blijven zich inzetten om respect voor mensenrechten af te dwingen.

ASF in DR Congo: vijftien jaar engagement

Kinshasa, 13 maart 2017 – Het is bijna dag op dag vijftien jaar geleden dat ASF haar eerste kantoor opende in Kinshasa en begon te ijveren voor de rechtsstaat in de Democratische Republiek Congo. De organisatie is er vandaag nog altijd actief en zet zich in om de bevolking een degelijke rechtstoegang te garanderen. Sinds die begindagen is er heel wat vooruitgang geboekt! We hebben veel mensen ontmoet, gesprekken gevoerd, energie gebruikt, moeilijkheden overwonnen en projecten waargemaakt. Ter gelegenheid van deze vijftiende verjaardag in Congo willen we alle mensen en organisaties met wie we samenwerken bedanken: balies, advocaten, het maatschappelijk middenveld, technische en financiële partners, burgers … en uiteraard onze eigen teams. Er is veel vooruitgang geboekt, maar er liggen nog veel uitdagingen voor ons: de behoefte aan justitie is sterker dan ooit aanwezig in de Congolese samenleving. We hopen nog lang ons steentje te kunnen bijdragen. Tijd voor een terugblik op de laatste 15 jaar: 2002-2004
  • ASF vestigt zich in DR Congo. 95% van de bevolking heeft geen notie van geschreven recht en formele justitie.
  • Organisatie van een intensief opleidingsprogramma voor magistraten in verschillende provincies en vertaling in de vier officiële inheemse talen van de overgangsgrondwet.
  • Samenwerkingsverband met de bibliotheek en de rechtsfaculteit van Kinshasa.
2004-2005
  • Opening van een eerste wetswinkel in de Kasa Vubu-wijk in Kinshasa in samenwerking met de Association des Femmes Avocates du Congo. Elke maand komen hier 250 mensen langs om duidelijk juridisch advies te krijgen. Dat advies is voor iedereen toegankelijk. Er worden ook bewustmakings- en informatiecampagnes opgezet op markten, aan kerken enz.
  • Organisatie van de eerste mobiele zittingen: de rechtbanken verplaatsen zich om de rechtspraak naar de meest afgelegen gebieden te brengen.
2006-2010
  • ASF organiseert een regionaal project ter bestrijding van foltering.
  • Opvoering van de inspanningen om de cyclus van straffeloosheid van internationale misdaden te doorbreken. ASF biedt onder meer rechtsbijstand aan verdachten en slachtoffers in het kader van de procesvoering rond internationale misdaden in DR Congo en aan slachtoffers voor het Internationaal Strafhof in Den Haag.
2008-2012
  • ASF bindt de strijd aan tegen de straffeloosheid van daders van seksuele misdaden, die in het land op massale schaal worden begaan. Er worden verschillende acties ondernomen om de daders veroordeeld te krijgen: begeleiding van plaatselijke ngo’s, capaciteitsopbouw van advocaten, bewustmaking, juridisch advies en rechtsbijstand aan slachtoffers, studies en publicaties…
  2011-2014
  • ASF treedt op in symbooldossiers waarbij mensenrechtenactivisten worden bedreigd, zoals de zaak Floribert Chebeya of het bedrijf Siforco in Yalisika. ASF spant zich in om de door de betrokkenen als onrechtvaardig ervaren situatie te veranderen en wil door middel van het recht ook de voorwaarden scheppen om de problemen duurzaam aan te pakken.
  • ASF helpt zeven gemeenschappen in Lisala in de Evenaarsprovincie om hun rechten beter te verdedigen tegenover de bosbouwbedrijven.
2012-2016 2016-2017
  • ASF ondersteunt mensenrechtenactivisten en andere spelers uit het maatschappelijk middenveld die deelnemen aan het democratisch debat om hun actieterrein uit te breiden en hun deelname aan het publieke debat tijdens het verkiezingsproces te versterken.
2017-2021
  • ASF blijft zich inzetten voor de bevordering van de rechtstoegang in DR Congo door de deelname van de bevolking aan de preventie en de oplossing van conflicten te bevorderen en door de mechanismen voor de vredesopbouw te versterken.

Tunesië: strijd tegen terrorisme, maar tegen welke prijs?

Tunis, 13 februari 2017 – ASF, de Tunesische Nationale Orde van Advocaten (ONAT) en de Tunesische Liga voor Mensenrechten (LTDH) roepen de Tunesische overheid op om de antiterrorismewet van 2015 te herzien. De toepassing van die wet zorgt immers voor problemen bij het recht op een eerlijk proces. Volgens de drie partnerorganisaties is de eerbiediging van de mensenrechten het voornaamste wapen van een democratische staat om efficiënt te strijden tegen terrorisme. De antiterrorismewet werd door het parlement goedgekeurd in juli 2015 na de bloedige aanslagen op het Bardomuseum in de Tunesische hoofdstad en in Port El Kantaoui, een van de belangrijkste badplaatsen van het land. Bij die aanslagen kwamen 60 mensen om het leven. De toepassing van de antiterrorismewet werd grondig bestudeerd door het Netwerk ter observatie van de Tunesische overgangsjustitie (le Réseau d’Observation de la Justice of ROJ). Het ROJ werd gezamenlijk opgericht door ASF, de ONAT en de LTDH. Het ROJ observeerde al 164 rechtszaken rond terrorisme verspreid over 232 zittingen, wat meer dan de helft van de zaken rond terrorisme voorstelt, die voor de rechter werden gebracht sinds de inwerkingtreding van de wet. “In de praktijk zien we nog veel tekortkomingen in de fundamenten van het eerlijk proces”, betreurt Antonio Manganella, Directeur van ASF in Tunesië. “Naast de steeds terugkerende verkeerde werking zorgde de antiterrorismewet voor grote overtredingen, die een averechts effect hebben op de volledige strafketen.” De voorlopige hechtenis kan zo tot 15 dagen duren en bij iedereen die in voorlopige hechtenis zit, kan de aanwezigheid van een advocaat tijdens de eerste 48 uur van zijn gevangenschap worden geweigerd. Deze bepalingen hebben enkel betrekking op terrorismezaken en “zorgen voor een verhoogd risico op een slechte behandeling”, verduidelijkt M. Manganella. De gegevens uit de observatie van de processen werden voorgesteld in een rapport. Dat rapport geeft eveneens aanbevelingen om de veiligheid en de naleving van de mensenrechten met elkaar te verzoenen. “De belangrijkste aanbeveling voor de wetgever is de volgende: herbekijk deze wet want ze werd onder politieke druk in het leven geroepen”, verklaarde vicevoorzitter van LTDH Bassem Trifi begin februari aan Agence France-Presse bij de voorstelling van het rapport in Tunis. Voor ASF en zijn partners zijn de consolidatie en bescherming van de mensenrechten en de superioriteit van het recht onontbeerlijk om de strijd tegen terrorisme te winnen. Daarnaast moeten de goedkeuring van efficiënte veiligheidsmaatregelen en de bescherming van de mensenrechten niet begrepen worden als tegenstrijdige maar als aanvullende en versterkende doelstellingen. Het rapport Strijd tegen terrorisme en rechtspraktijken in Tunesië: eerlijk proces op de proef is beschikbaar op de website van ASF (in het Frans en in het Arabisch). Het Netwerk ter observatie van de Tunesische overgangsjustitie (ROJ) werd opgericht in 2012 om de rechtspraktijken in het kader van strafprocessen te observeren. Zo wil het de vooruitgang op het vlak van de naleving van de internationale normen evalueren en aanbevelingen doen voor de hervorming van het rechtssysteem.
Picture © ASF/H. Gebs