Het jaarverslag van AdZG is beschikbaar

Het team van Advocaten Zonder Grenzen is verheugd u haar laatste jaarverslag voor te stellen.

We hebben een lange weg afgelegd sinds AdZG in 1992 werd opgericht door een groep Belgische advocaten. In die 30 jaar tijd hebben honderden mensen bijgedragen om de vereniging te maken tot wat ze vandaag is: een militante organisatie, actief in een tiental landen, die stijdt tegen onrecht, ijvert voor een rechtsstaat gebaseerd op mensenrechten en voor een betere toegang tot het gerecht, dit alles in nauwe samenwerking met talrijke nationale en internationale actoren.

Deze ervaring, de lokale verankering van onze acties en de sterke banden die we hebben gesmeed met mensenrechtenverdedigers uit alle hoeken van de wereld, geven ons de kracht om impactvolle acties te blijven opzetten ten dienste van bevolkingsgroepen in kwetsbare situaties (vrouwen, kinderen, de LGBTQI+-gemeenschap, etnische minderheden, mensen in detentie, mensen in migratiesituaties, enz.)

Maar de uitdagingen zijn talrijk. Overal ter wereld worden middenveldorganisaties en mensenrechtenverdedigers geconfronteerd met zorgwekkende ontwikkelingen en trends: de opkomst van autoritaire regimes, de inkrimping van de burgerlijke ruimte, het groeiende wantrouwen van het publiek in instellingen, toegenomen sociale spanningen, enzovoort.

Mensenrechtenverdedigers werken in een context die hen steeds vijandiger gezind is. De begrippen mensenrechten en rechtsstaat zelf worden in twijfel getrokken. Activisten, advocaten en journalisten die opkomen voor de fundamentele rechten van kwetsbare bevolkingsgroepen worden steeds vaker systematisch het doelwit van onliberaal repressief beleid.

Elke bladzijde van dit rapport getuigt van de kracht van de vlam die degenen drijft die zich inzetten voor de verdediging van de mensenrechten in het hart van onze samenlevingen, met gevaar en risico voor hun eigen vrijheid. Dit verslag is een eerbetoon aan ieder van hen.

ExPEERience Talk #9 – Digitaal voor slachtoffers en gerechtigheid: het Back-up project van de organisatie We are NOT Weapons of War, gepresenteerd door Céline Bardet

  • Wanneer? Donderdag 4 Mei 2023, 1pm (Brussel)
  • Online (Big Blue Button)
  • Taal van de presentatie: Frans

Voor deze 9de ExPEERience Talk verwelkomen we Céline Bardet, oprichtster van de organisatie We are NOT Weapons of War (WWOW) die zich inzet voor de bestrijding van seksueel geweld in conflicten, in het bijzonder tegen verkrachting als oorlogswapen. Zij zal spreken over het belang van – met name juridische – ondersteuning van slachtoffers, maar ook van bewustmaking en belangenbehartiging op mondiaal niveau.

Tijdens deze Talk zal Céline Bardet het ontwikkelingsproces presenteren van het Back Up project, dat in 2018 door WWOW is gelanceerd. Dit project wil de drie grote uitdagingen van verkrachting in oorlogscontexten aankaarten: het onvermogen van slachtoffers om toegang te krijgen tot passende diensten; het gebrek aan coördinatie van de betrokken professionals; en het gebrek aan betrouwbare gegevens over de omvang van seksueel geweld in conflicten. Back Up is een digitale app, toegankelijk op mobiele telefoons, versleuteld en beveiligd, waarmee slachtoffers aangifte kunnen doen en bewijsmateriaal kunnen doorgeven, en betrokken professionals hun diensten beter kunnen coördineren. Na een eerste proeffase wordt Back Up nu ingezet in verschillende landen, waaronder Oekraïne en de Democratische Republiek Congo.

Tijdens deze Talk wordt het ontstaan van het Back Up project gepresenteerd, evenals de ontwikkeling en de werking van de digitale dienst. Welk proces werd gevolgd om er een instrument van te maken dat het best beantwoordt aan de reële behoeften van de slachtoffers en dat gemakkelijk door iedereen kan worden gebruikt, zelfs in de meest fragiele contexten? Hoe kan de veiligheid van de verzamelde gegevens en van de slachtoffers die zich melden, worden gewaarborgd? Hoe kunnen de lokale partners en de slachtoffers zich het instrument in oorlogssituaties eigen maken? Céline Bardet bespreekt de ontwikkelingsmethodologie en de reikwijdte van dit digitale project, dat niet alleen ten dienste staat van de slachtoffers, maar ook van het verzamelen van bewijsmateriaal en gegevens en, uiteindelijk, van belangenbehartiging tegen seksueel geweld in conflicten.

Het proces tegen Thomas Kwoyelo: de openbaar aanklager rondt de voorstelling van de getuigen af

“Elk verder uitstel van dit proces is een smet op ons rechtssysteem” – ICD

Het proces tegen Thomas Kwoyelo werd op 17 april 2023 hervat en zal naar verwachting tot het einde van de maand duren. Het proces vindt plaats bij de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) die zetelt in het Hooggerechtshof in de stad Gulu, Noord-Oeganda.

Na de start van het proces op 24 september 2018 hoorde de rechtbank in maart 2019 de eerste getuigen van de openbaar aanklager en sindsdien vonden er af en toe zittingen plaats in Kampala en Gulu. De meest recente zitting werd gehouden in Gulu tussen 28 november en 15 december 2022, waar 14 getuigen à charge werden voorbereid en voorgesteld om bij te dragen tot de uiteenzetting van de zaak tegen Thomas Kwoyelo, waardoor het totale aantal getuigen à charge tot dusver 48 bedraagt.

In een gesprek met een lid van het team van het Openbaar Ministerie bevestigde men dat de zaak bijna 120 getuigen telt, maar dat deze niet allemaal zullen worden voorgesteld, om herhaling van bewijs en verlenging van het proces te vermijden.

“We kijken naar het beschikbare bewijsmateriaal en kiezen er het beste uit. Sommige getuigen worden ouder en verliezen hun geheugen, terwijl andere zijn overleden. We selecteren diegene wiens getuigenis het meest relevant zal zijn en het meest aan het debat zal bijdragen.

Raadsman Charles Kamuli – lid van het Openbaar Ministerie

Het maatschappelijk middenveld hoopt dat het Openbaar Ministerie de voorstelling van de getuigen in de komende twee weken kan afronden. Zo zal de verdediging dan later in het kwartaal, kunnen starten met de voorstelling van hun eigen getuigen in volgende zittingen, afhankelijk van de beschikbare middelen. Later zal er een zitting zijn voor de slachtoffers waarin de advocaten van de slachtoffers hun eigen getuigen zullen voorstellen.

Thomas Kwoyelo, in 2009 gevangengenomen door de Uganda People’s Defense Forces, is waarschijnlijk een van de langstzittende verdachten in de geschiedenis van het internationale strafrecht. Om ervoor te zorgen dat het proces zijn beloop krijgt, had de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) een planning opgesteld met zittingen om de drie maanden, maar in de praktijk ontbreekt het aan regelmaat. Het Hof verwacht het proces echter binnen anderhalf jaar af te ronden, mits de middelen zoals gepland elk kwartaal worden vrijgemaakt. “Deze vertraging is een smet op de rechterlijke macht als het gaat om justitie”, aldus het hoofd van de ICD, die ook plaatsvervangend rechter is in deze zaak. “De slachtoffers zijn zeer bezorgd, net als de verdachte, die niet wordt berecht zoals het hoort, omdat hij al sinds 2009 in de gevangenis zit. Nu de regering middelen heeft toegezegd, zijn we allemaal vastbesloten om de zaak vooruit te laten gaan”, aldus het hoofd van de ICD.

De verdediging deelt deze visie op de termijn waarbinnen het proces zou kunnen worden afgerond echter niet.

“Gezien het unieke karakter van de zaak hebben getuigen veel tijd nodig om hun verhaal te vertellen en hun verhaal te delen, je kunt niet zeggen hoe lang dat verhaal is, ze hebben tijd nodig. Het kost tijd om een getuige te vragen zich een pijnlijke beproeving van 20 jaar geleden te herinneren, wat vaak leidt tot een psychische inzinking tijdens het denkproces. In dergelijke situaties kan de rechtbank niet doorgaan en moet ze worden verdaagd om de getuige de tijd te geven om tot rust te komen en te kalmeren.

Mr Evans Ochieng, advocaat van de verdediging

Het proces verloopt zeer traag door het gebrek aan financiële middelen voor een proces waarbij zoveel partijen betrokken zijn. Het proces telt vier rechters, vier openbaar aanklagers, vier advocaten van de verdediging, twee advocaten van de slachtoffers en een enorm team van rechtbankmedewerkers, waaronder het IT-team dat de videoverbindingen tot stand brengt, de assessoren, het tolkenteam, de griffiers, de rapporteurs, het documentatieteam, het mediateam, enz.

“Het is moeilijk te voorspellen wanneer de zaak afgerond wordt, vooral in situaties als deze, waarbij er dit kwartaal middelen zijn, maar waarbij niemand zeker weet of dit ook het volgende kwartaal het geval zal zijn.”

Mr Evans Ochieng, advocaat van de verdediging

Volgens het principe van positieve complementariteit moeten nationale instellingen zoals de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) in Oeganda over de nodige capaciteit beschikken om internationale misdrijven effectief en efficiënt te onderzoeken en te vervolgen in het kader van het Statuut van Rome. ASF heeft de ICD dan ook ondersteund bij het uitbouwen en ontwikkelen van hun capaciteit. Zo verleende ASF technische ondersteuning bij de uitwerking van de regels rond procedures en bewijsvoering van de ICD en de richtlijnen voor het beheer van het register. ASF is ook betrokken geweest bij de capaciteitsopbouw bij het Hof, het ondersteunen van de advocaten van de slachtoffers en het versterken van de participatie van de slachtoffers in het algemeen. Om de duurzaamheid van deze inspanningen te verzekeren heeft ASF, samen met haar partner ICTJ, een studie ondernomen die heeft geleid tot de uitwerking van een gerechtelijk naslagwerk, dat een gezaghebbende bron is van praktijken en procedures voor de vervolging van internationale misdrijven. De steun van ASF heeft het Hooggerechtshof, een relatief jonge instelling, in vele opzichten geholpen om volgens de vereiste internationale normen te werken, waardoor haar vermogen om haar mandaat uit te voeren, alsook haar internationale geloofwaardigheid en erkenning werden versterkt.

De strategie van ASF inzake transitionele justitie plaatst de slachtoffers centraal bij de gerechtelijke processen en dit is de drijfveer van al onze interventies. In samenwerking met lokale organisaties zoals de Foundation for Justice and Development Initiative (FJDI), Gulu Women Economic Development and Globalization (GWED-G) en de slachtofferraden, voerden we bewustmakingsactiviteiten uit waarbij informatie over het proces wordt verspreid en waarbij we feedback van de bevolking verzamelen over de organisatie van het proces. Er worden ook radio-uitzendingen georganiseerd, waarin ambtenaren van het Hof en andere belanghebbenden belangrijke kwesties in verband met het proces bespreken en waarin leden van de slachtoffergemeenschappen kunnen inbellen en hun mening kunnen geven over de voortgang van het proces en de volgende stappen. Dit moet ervoor zorgen dat de slachtoffers desgewenst voldoende informatie over het proces krijgen, maar ook dat hun standpunten worden doorgegeven om de gerechtsfunctionarissen te informeren over wat zij denken en ervaren van het hele proces.

ASF is verheugd over de goedkeuring door de Oegandese regering van het Nationaal beleid voor Transitionele Justitie, een uitgebreid en essentieel kader dat ontworpen is om mensenrechtenschendingen uit het verleden aan te pakken om gerechtigheid, verantwoording en verzoening te bevorderen, wat essentiële pijlers zijn voor het bereiken van duurzame vrede. Er moet echter meer vaart worden gezet achter de uitvaardiging van wetgevende instrumenten om dit beleid operationeel te maken en ervoor te zorgen dat slachtoffers recht wordt gedaan.

Slachtoffers worden altijd geconfronteerd met levensbedreigende problemen die dringende en onmiddellijke aandacht vereisen. Sommige slachtoffers hebben bijvoorbeeld schotwonden opgelopen, die uitgebreide operaties en revalidatie vereisen. Andere slachtoffers van seksueel geweld hebben medische hulp nodig bij voortplantingsproblemen en andere blijvende gevolgen van het geweld, alsmede psychosociale hulp om hun trauma te verwerken.

Ook de maatschappelijke integratie en integratie in gezinnen van in gevangenschap geboren kinderen en de reïntegratie van hun moeders, die binnen de gemeenschappen worden gestigmatiseerd, vormt een probleem. Zozeer zelfs dat de slachtoffers en hun kinderen soms gedwongen worden om hun gemeenschappen te verlaten en zich in stedelijke centra en steden proberen te vestigen. Geconfronteerd met dit stigma en de moeilijke levensomstandigheden hebben sommige overlevenden zelfmoord gepleegd of kampen ze met zelfmoordgedachten.

Bij gebrek aan enige tussentijdse bijstand om de langetermijneffecten van het geweld en de mensenrechtenschendingen waaronder ze te lijden hadden, aan te pakken, vrezen de slachtoffers dat tegen de tijd dat er gerechtigheid komt, velen van hen al dood zullen zijn en dat gerechtigheid dus haar doel niet zal bereiken.

Deze Policy Brief werd geschreven door Jimmy Wamimbi van ASF Oeganda, met waardevolle hulp van Faridah Kyomuhangi, Simon Mallet, Irene Winnie Anying en Valérie Arnould.

Schadeloosstelling voor slachtoffers van internationale misdaden in de Democratische Republiek Congo, een belangrijke uitdaging in de strijd tegen straffeloosheid

ASF is al bijna 15 jaar actief in de strijd tegen straffeloosheid en voor internationale gerechtigheid in de Democratische Republiek Congo (DRC). In de afgelopen periode was de organisatie al getuige van heel wat vooruitgang op dat vlak, maar toch betreurt ze dat de ingezette middelen niet altijd opgewassen zijn tegen de uitdagingen.

Terwijl de conflicten voortduren, de vraag van de burgers naar gerechtigheid dringend blijft en de processen en veroordelingen elkaar opvolgen, ondervinden de slachtoffers namelijk nog steeds heel wat moeilijkheden om de schadeloosstelling te ontvangen die hen door de rechtbanken en hoven toegekend zijn. Deze al dan niet economische schadeloosstellingen worden nochtans gezien als fundamenteel voor een reële verzoening in de DRC. Tot op vandaag is, ondanks een bedrag van bijna 28 miljoen USD dat aan meer dan 3.300 slachtoffers toegekend werd, slechts één besluit tot schadeloosstelling gedeeltelijk uitgevoerd.

Naast deze verbazingwekkende vaststelling, zorgt ook de vorm van de schadeloosstelling voor twee grote problemen. De schadeloosstelling kan ten eerste alleen bij rechterlijke beslissing toegekend worden, waardoor de rechtstoegang voor veel slachtoffers ingeperkt wordt. Verder voorziet de Congolese wetgeving alleen in geldelijke en individuele schadeloosstelling.

De aard van de gepleegde misdaden, de veroorzaakte schade en de gevolgen ervan voor grote delen van de bevolking vereisen een passende reactie. ASF is van mening dat het Congolese rechtssysteem momenteel niet voldoet aan de vereisten voor processen voor internationale misdaden. Zo voorziet het internationale strafrecht in de mogelijkheid om collectieve en niet-geldelijke schadeloosstelling toe te kennen, bepalingen die nog steeds niet in de nationale wetgeving opgenomen zijn.

ASF neemt deze uitdagingen vandaag ter harte via het project “Poursuivre la lutte contre l’impunité des crimes graves commis en RDC / Voortzetting van de strijd tegen straffeloosheid voor ernstige misdaden begaan in de DRC”, gefinancierd door de Europese Unie , uitgevoerd in partnerschap met RCN Justice et Démocratie en Trial International.

Dankzij de samenwerking van ASF en haar partners met advocaten van de balies van Noord-Kivu, Ituri en Maniema, hebben meer dan 500 slachtoffers van internationale misdaden in 2020 kunnen genieten van rechtsbijstand. Om ervoor te zorgen dat deze mensen de best mogelijke dienstverlening ontvangen, hebben ASF en haar partners een opleiding georganiseerd voor advocaten over het thema van de schadeloosstellingen/herstelbetalingen en de uitvoering ervan, alsook een opleiding voor de organisaties van het maatschappelijke middenveld over het inzamelen van gegevens op het vlak van internationale misdaden.

Tenslotte heeft ASF, naast bewustmaking bij slachtoffers van internationale misdaden, in 2020 ook aan pleitbezorging gedaan om de niet-uitvoering van de vonnissen ten gunste van de slachtoffers vanwege de Congolese staat, aan de kaak te stellen.

Volgens ASF is er dringend nood aan een grondige herziening van de plaats die aan slachtoffers en schadeloosstelling gegeven wordt in de vele internationale rechtszaken die in de DRC plaatsvinden. Want indien deze uitdagingen niet aangepakt worden, dan komt het volledige proces van de transitionele justitie in het land in het gedrang. Nochtans is het welslagen van dit proces van fundamenteel belang om de bevolking in staat te stellen hun vertrouwen in de instellingen terug te vinden en een echte nationale verzoening in het vooruitzicht te stellen.

Moordpartijen in Djugu: belangrijke evolutie in de Congolese rechtspraak rond herstelbetalingen met zware veroordelingen voor de verdachten

Het Djugu 2-proces eindigde op 1 april 2021. Het proces werd afgesloten met de veroordeling van 21 beklaagden tot levenslange gevangenisstraffen wegens misdaden tegen de menselijkheid door middel van moord, brandstichting, vernieling, plundering en vervolging, en met de vrijspraak van 11 beklaagden. De 219 burgerlijke partijen kregen ook de meeste van hun eisen voor herstelbetalingen toegewezen, zowel individueel als collectief, met inbegrip van rehabilitatiemaatregelen, waardoor gebroken werd met de praktijk om enkel schadevergoeding toe te kennen.

Ook werd terugbetaling bevolen als individuele schadevergoeding. Het militaire tribunaal van Ituri heeft de DRC onder meer veroordeeld tot de oprichting van een gezondheidscentrum in elk dorp voor de medische en psychologische verzorging van de slachtoffers, tot het nemen van maatregelen om de onvindbare lichamen op te sporen, tot het voorzien van middelen voor de slachtoffers om hun rouwproces te organiseren, tot de oprichting van een monument in elk aangevallen dorp en tot passende maatregelen om een einde te maken aan de activiteiten van de gewapende groep CODECO. Dit is een bijzonder relevante combinatie van de verschillende herstelmaatregelen waarin het internationaal recht voorziet, namelijk compensatie, teruggave, rehabilitatie, genoegdoening en garanties dat niet tot herhaling overgegaan wordt.

Dit vonnis is een belangrijke stap in de strijd tegen de straffeloosheid in Ituri, een regio die het schouwtoneel is van ernstige spanningen tussen gemeenschappen en etnische groeperingen. Dit proces heeft voornamelijk betrekking op de misdaden die de gewapende groep “Coopérative pour le Développement du Congo” (CODECO) beging tegen de Hema-gemeenschap op het grondgebied van Djugu, tussen december 2017 en maart 2020. CODECO beweert de belangen van de Lendu-gemeenschap (landbouwers) te verdedigen tegen die van de Hema-gemeenschap (fokkers en handelaars). De CODECO-militie heeft haar aanvallen in de regio’s Djugu, Irumu en Tchomia opgedreven na de dood van haar leider Matthieu Ngudjolo[1] en de arrestatie van zijn voornaamste luitenants.

Het Djugu 2-proces had betrekking op misdrijven die tussen december 2017 en maart 2020 in deze gebieden gepleegd werden. De verdachten werden ervan beschuldigd verschillende wijdverbreide en systematische aanvallen op de burgerbevolking te hebben uitgevoerd, waarbij meer dan 800 mensen gedood werden, meer dan 400 huizen in brand gestoken werden en 200.000 mensen verdreven werden.

Deze beslissing is een krachtig signaal aan het adres van de gewapende groepen die in de regio opereren en de rechten van de burgerbevolking blijven schenden, alsook aan de Congolese staat, wiens verantwoordelijkheid ook door het tribunaal erkend wordt. De DRC is dus veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding in solidum omdat zij gefaald heeft in haar opdracht om de bevolking te beschermen.

Bijna alle slachtoffers, getuigen en informanten hebben melding gemaakt van de aanwezigheid van de Congolese nationale politie en de strijdkrachten van de Democratische Republiek Congo op de plaatsen waar de aanvallen en andere laakbare feiten waarvan de verdachten beschuldigd worden, gepleegd zijn.

Het proces is gevoerd overeenkomstig de wet en de beginselen van een eerlijk proces, met name de wettelijke termijnen, ondanks de moeilijkheden in verband met de aanhoudende onveiligheid als gevolg van de aanwezigheid van CODECO in de omgeving van Iga Barrière.

Dit vonnis betekent echter niet het einde van de gerechtelijke procedure voor de slachtoffers in deze zaak. Slachtoffers krijgen zeer zelden de schadevergoeding waarop zij recht hebben. De procedure voor de tenuitvoerlegging van andere vormen van schadevergoeding is dus verre van duidelijk. De uitdaging is nu ervoor te zorgen dat :

  • de behoeftigheid van de slachtoffers erkend wordt en dat zij vrijgesteld moeten worden van de kosten in verband met de voorbereiding van de zaak en de tenuitvoerleggingsprocedure;
  • de administratieve en gerechtelijke autoriteiten overgaan tot de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de beslissing;
  • de administratieve en gerechtelijke autoriteiten overgaan tot de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het vonnis;
  • de slachtoffers tijdig en op doeltreffende wijze de schadevergoeding ontvangen waarop zij recht hebben.

De rol van ASF in deze zaak

Als prioritaire zaak in de prioriteringsstrategie voor Ituri vereiste dit proces de inzet van partners voor justitiële ondersteuning, waaronder Advocaten Zonder Grenzen (ASF), dat vanaf het begin bij het proces betrokken is geweest. ASF heeft documentatie en steun verleend aan de slachtoffers via een plaatselijke middenveldorganisatie en juridische bijstand aan de burgerlijke partijen via drie advocaten uit haar pool voor Internationaal Strafrecht. ASF heeft ook de nodige materiële en/of financiële bijstand verleend opdat de slachtoffers in alle veiligheid aan het proces konden deelnemen. Om zich ervan te vergewissen dat het proces volgens de wet en de beginselen van een eerlijk proces verloopt, heeft ASF ook een onafhankelijke waarnemer aangesteld, wiens verslagen beschikbaar zijn op het observatieplatform van belangwekkende rechtszaken van ASF.

[1] . Mathieu Ngudjolo is door het Internationaal Strafhof berecht en vrijgesproken voor feiten die hij in 2002 en 2003 in Ituri gepleegd heeft.

Haal armoede uit het strafrecht!

ASF zet samen met Open Society Foundation, APCOF, PALU en ACJR haar schouders onder de campagne “Poverty is Not a Crime”, gericht op de depenalisering en decriminalisering van kleine delicten. Deze wetten en hun toepassing zijn zowel arbitrair, als discriminerend en treffen vooral de armere bevolking. Nog al te vaak worden mensen gearresteerd en opgesloten in overbevolkte gevangenissen voor kleine delicten zoals landloperij, “losbandig” gedrag of lanterfanten.

 Het bestraffen van bepaald gedrag, zoals landloperij of bedelarij, heeft vooral een impact op de meest kwetsbare groepen in de maatschappij. In heel wat landen op het Afrikaanse continent dateren dergelijke overtredingen van het koloniale tijdperk. Hoewel deze wetten ingetrokken werden in de vroegere koloniale mogendheden, blijven ze van kracht in tal van Afrikaanse staten.

Door een strafrechtelijke reactie op socio-economische problemen raken de kwetsbare groepen nog verder gemarginaliseerd. Deze kleine delicten in het strafrecht houden zorgt dus voor een vicieuze cirkel. In heel wat landen is de strafrechtelijke aanpak van kleine delicten trouwens één van de hoofdoorzaken voor de overbevolking in de gevangenis. Deze overtredingen uit het strafrecht halen en stoppen met mensen op te sluiten die geen gevaar vormen voor de openbare orde is de enige mogelijke uitweg op lange termijn.

In het kader van de campagne Poverty is not a crime, hebben verschillende organisaties hun krachten gebundeld om deze kleine delicten uit het strafrecht te halen. Op nationaal en regionaal niveau zetten de teams en de partners van ASF zich in als pleitbezorgers.

Op internationaal vlak besliste het Afrikaanse Hof voor de Rechten van Mens en Volkeren op 4 december 2020, naar aanleiding van een vraag op initiatief van PALU (Pan-African Lawyers Union), unaniem voor de depenalisering van kleine delicten. Men verklaarde dat deze wetten en bepalingen in strijd zijn met het Afrikaanse Handvest, het Kinderrechtenhandvest en het Maputo-protocol. Op basis van deze uitspraak gelastte men de betrokken staten om deze wetten en bepalingen te herzien, te herroepen en, desgevallend, aan te passen.

De bestraffing van kleine delicten is in strijd met het grondwettelijke principe van gelijkheid en non-discriminatie. Het heeft een grote impact op armen, kwetsbaren en vrouwen én vormt een inbreuk op verschillende van hun vrijheden zoals vrij verkeer en vrijheid van meningsuiting.

Naar aanleiding van de positieve beslissing van het Afrikaanse Hof sluit ASF zich aan bij de organisaties in het maatschappelijke middenveld die de herroeping vragen van dergelijke overtredingen en de stopzetting van elke vorm van ongegronde repressie.

De DRC moet haar schuld inlossen bij de slachtoffers van massamisdaden

Waarom krijgen zo weinig slachtoffers in de Democratische Republiek Congo een schadevergoeding, terwijl het aantal veroordelingen voor internationale misdrijven toeneemt? In een policy brief van Avocats Sans Frontières, TRIAL International en RCN J&D worden de onredelijk lange en complexe procedures in detail beschreven. Het document, dat door een dertigtal internationale partners en stakeholders uit het maatschappelijke middenveld onderschreven werd, kant zich tegen “schijnbare gerechtigheid” die niet voldoet aan de vereisten van het internationaal recht.

De DRC bindt, sinds het begin van de jaren 2000, de strijd aan tegen straffeloosheid. Bijna twintig jaar later is de balans echter maar gematigd positief. Congolese, voornamelijk militaire, rechtbanken hebben meer dan vijftig dossiers van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid behandeld. Hierbij spraken ze een groot aantal veroordelingen uit en bevolen ze de betaling van schadevergoedingen aan de slachtoffers.

Deze schijnbare gerechtigheid wordt echter ondermijnd door de realiteit dat slechts weinig herstelmaatregelen effectief uitgevoerd werden. Volgens de opgetekende gegevens heeft het Congolese rechtssysteem de betaling van bijna 28 miljoen dollar aan schadevergoedingen bevolen voor meer dan 3.300 slachtoffers. Deze herstelmaatregelen waren niet alleen van toepassing op de beschuldigde, maar ook op de Congolese staat, die aansprakelijk gesteld werd omdat de bevolking niet voldoende beschermd werd. Tot op heden lijkt echter slechts één bevel uitgevoerd te zijn.

Een gedetailleerd document met concrete voorstellen

Om inzicht te krijgen in de systematische niet-uitvoering van de herstelmaatregelen hebben Avocats Sans Frontières, TRIAL International en RCN Justice & Démocratie een policy brief voor de Congolese autoriteiten opgesteld.

Naast vragen over de politieke wil, gaat de policy brief in op de jurisdicties waar de vergoedingsbevelen niet opgevolgd werden, wat grotendeels verklaard kan worden door de omslachtige procedure voor de uitvoering van de herstelmaatregelen. Het uitgestippelde traject omvat een aanzienlijk aantal stappen en gesprekspartners in jurisdicties en administraties die gehinderd worden door administratieve logheid en corruptie.

Een diepgaand debat over transitionele justitie

Hoewel een hervorming van deze procedure ontegenzeglijk noodzakelijk is, doen zowel het bedrag als de structuur van de schuld van de Staat ons stilstaan bij de modaliteiten van het herstel. Volgens internationale normen moeten deze niet alleen financieel zijn.

Verder wordt hierbij opnieuw aangehaald dat de DRC zich echt moet toeleggen op transitionele justitie, want het strafrechtelijke systeem van de DRC kan niet alleen de last dragen van gerechtigheid voor slachtoffers van massamisdaden.

« Dankzij deze policy brief met feiten en cijfergegevens zullen we in dialoog kunnen gaan met de Congolese autoriteiten » , legt Joël Phalip, verantwoordelijke voor de DRC bij RCN J&D, uit. “We hebben een aantal concrete en realistische aanbevelingen gedaan om de slachtoffers in staat te stellen herstel te verkrijgen. Nu de President van de Republiek opnieuw zijn voornemen heeft geuit om de straffeloosheid van massamisdaden aan te pakken en de wens heeft uitgesproken om transitionele justitie op gang te brengen, hebben we de kans om meer gehoor te vinden voor onze voorstellen en om de autoriteiten aan hun woord te houden om hen tot handelen aan te sporen ».

De strijd tegen straffeloosheid in de D.R. Congo gaat door

Kinshasa, 3 juni 2019 – Rechtstoegang is meer dan ooit essentieel om de spanningen te verzachten in de Congolese provincies Noord- en Zuid-Kivu die al decennialang door geweld verscheurd worden. ASF, RCN Justice & Démocratie (RCN) en TRIAL International hebben er op 21 en 23 mei 2019 een gemeenschappelijk project gelanceerd om de straffeloosheid te bestrijden. Twee workshops in Goma en Bukavu brachten een honderdtal actoren samen die zich inzetten voor de vervolging van internationale misdaden. Concurrentie voor natuurlijke hulpbronnen, regionale rivaliteiten en etnische spanningen zijn de oorzaak van talloze mensenrechtenschendingen in Noord- en Zuid-Kivu. Ook al zagen honderden slachtoffers tussen 2016 en 2018 hun daders vervolgd en bestraft voor massamisdaden, toch is de weg nog lang eer alle verantwoordelijken veroordeeld zijn en de slachtoffers schadevergoeding krijgen. Het project, met de titel “Het ondersteunen van de inspanningen tegen straffeloosheid in de Democratische Republiek Congo” en voor 3 jaar gefinancierd door de Europese Unie, heeft als doel om de rechtstoegang te verbeteren voor individuen en gemeenschappen die het slachtoffer zijn geworden van internationale misdaden.

Een gecoördineerd antwoord op de geïdentificeerde uitdagingen

De interventie profiteert van de gecombineerde ervaring en expertise van onze drie organisaties die samen een gecoördineerd antwoord bieden op de geïdentificeerde uitdagingen, zowel op vlak van de vraag naar als het aanbod van justitie”, legt Gilles Durdu uit, landelijk directeur van ASF. De sleutel tot succes van het project ligt in een sterke coördinatie tussen onze organisaties maar ook tussen de actoren in de sector”, bevestigt Daniele Perissi, Verantwoordelijke voor het Grote Meren-programma voor TRIAL International. “Samen hopen we een nationale strategie uit te werken die echt effectief is om de zwaarste misdaden te vervolgen.” De workshops aan het begin van het project boden precies de gelegenheid aan de uitgenodigde actoren om samen na te denken over de actuele uitdagingen voor de strijd tegen straffeloosheid voor internationale misdrijven in de DRC, en om het belang opnieuw te benadrukken van een gezamenlijke aanpak om er een holistisch antwoord op te bieden. Joel Phalip, landelijk directeur voor RCN, preciseert: “Dit antwoord zal onder andere gegeven worden door de technische capaciteiten te versterken van de actoren die justitiediensten aanbieden (met name de burgerlijke en militaire hoven en rechtbanken). Wij willen ook de deelname van de slachtoffers aan alle fases van het proces verbeteren, en ook de samenwerking tussen slachtoffers en gerechtelijke actoren.

Een gezamenlijke wil om samen te werken

De aanwezigen benadrukten op hun beurt het belang van coördinatie en samenwerking binnen de sector, zoals onderstreept door Walid Henia, militair adviseur voor de onderzoeken binnen de MONUSCO en verantwoordelijke voor de Task Force van Bukavu: “We moeten samen optrekken, onze krachten bundelen en synergie nastreven in onze activiteiten om een betere ondersteuning te bieden aan de gerechtelijke autoriteiten binnen de strijd tegen de straffeloosheid voor ernstige misdaden en massamisdaden. Voor de slachtoffers.” Twee andere deelnemers vullen aan: “We moeten absoluut instrumenten en middelen vinden om onze kennis en manier van werken samen te harmoniseren.” “Voor meer transparantie is het echt nodig dat we allemaal samenwerken: hoven en rechtbanken, ngo’s, middenveldorganisaties, technische en financiële partners, de media… Dit zal ons toelaten om talrijke clichés en stereotypes te ontkrachten die justitie en de vervolging voor internationale misdaden omgeven, en om opnieuw een vertrouwensband met de burger te creëren.”
Foto’s © ASF/Camille Burlet

Vrijspraak voor Jean-Pierre Bemba: de lessen moeten nu getrokken worden

Brussel, 11 juni 2018 – De vrijspraak in hoger beroep voor Jean-Pierre Bemba door het Internationaal Strafhof laat vele duizenden Centraal-Afrikaanse slachtoffers zonder antwoord achter nadat ze extreme gewelddaden moesten ondergaan tijdens het gewapend conflict. In 2016 had het Internationaal Strafhof (ICC) Jean-Pierre Bemba, de voormalige vicepresident van de Democratische Republiek Congo, nog verantwoordelijk geacht voor de misdaden begaan door zijn strijdkrachten van de Mouvement de Libération du Congo tegen de Centraal-Afrikaanse burgerbevolking tussen oktober 2002 en maart 2003, in steun van het regime van Ange-Félix Patassé. Hij werd in eerste aanleg veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf wegens misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. De beslissing in hoger beroep die het ICC afgelopen vrijdag 8 juni nam om meneer Bemba vrij te spreken, betekent niet alleen een ernstige tegenslag voor de verwachtingen van de 5.000 slachtoffers die naar voren waren getreden. Het ondergraaft ook de hoop op gerechtigheid na de misdaden begaan in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Een dergelijk resultaat na een procedure van bijna tien jaar laat een bittere nasmaak achter wat betreft de capaciteit van het internationaal recht, belichaamd door zijn hoogste instantie, om de strijd tegen straffeloosheid aan te gaan. Het argument dat meneer Bemba zijn troepen niet onder controle had van zodra zij zich op Centraal-Afrikaans grondgebied bevonden, riskeert een erg onrustwekkend signaal te sturen naar alle bevelhebbers van groeperingen die in de regio opereren en de grenzen juist negeren. Ook al is deze vrijspraak waarschijnlijk legitiem vanuit juridisch oogpunt en getuigt zij van respect voor de internationale standaarden met betrekking tot een eerlijk proces, toch laat ze vele duizenden slachtoffers verweesd achter, en zeker de slachtoffers van seksueel geweld. Deze blijven verstoken van erkenning en schadevergoedingen, wat in schril contrast staat met de enorme hoeveelheid aan middelen die in deze zaak is ingezet. Er werd in deze zaak uitvoerig beroep gedaan op de slachtoffers. Zij hielden hun hoop levendig in afwezigheid van ieder ander uitzicht op gerechtigheid op korte termijn. Hun deelname aan dit soort procedures betekent dikwijls een risico voor henzelf en hun families, die onder druk worden gezet en met vergeldingsmaatregelen bedreigd worden. De zaak-Bemba is hier geen uitzondering op: de beschuldigde werd door het ICC veroordeeld voor het beïnvloeden van getuigen. Deze beslissing riskeert het internationaal recht in diskrediet te brengen en zo het werk van ASF en andere organisaties met de slachtoffers nog moeilijker te maken. Dit komt al helemaal ongelegen nu het Speciaal strafhof voor de Centraal-Afrikaanse Republiek in gereedheid wordt gebracht in Bangui. In afwachting van de publicatie van de uitspraak, stelt ASF voor om alvast lessen te trekken uit deze zaak. De organisatie beklemtoont de noodzaak om de rechtstoegang en schadevergoedingen voor de slachtoffers van gewapende conflicten te verzekeren, los van het Internationaal Strafhof, door nationale mechanismen te versterken die internationale misdaden vervolgen en door uitgebreidere mechanismes voor overgangsjustitie te ontwikkelen. ASF roept ook op om alles in het werk te stellen opdat het moment van gerechtigheid voor de slachtoffers geen nieuwe klap wordt waarbij het ontzeggen van gerechtigheid bovenop de oorspronkelijke tegenslag komt.
Foto © CPI-ICC, 2017

Wettelijke vertegenwoordiging komt ter sprake bij de Vergadering van Verdragspartijen bij het Statuut van Rome

Brussel, 18 december 2017 – Ter gelegenheid van de Zestiende Vergadering van de Verdragspartijen bij het Statuut van Rome, co-organiseerde ASF samen met REDRESS een parallel evenement over de wettelijke vertegenwoordiging van slachtoffers voor het Internationaal Strafhof (ICC), de Divisie voor Internationale Misdaden (ICD) in Oeganda en het Speciaal Strafhof (CPS) in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). Dit evenement bood de gelegenheid om de balans op te maken van de praktijken met betrekking tot de vertegenwoordiging van slachtoffers bij strafrechtelijke procedures over zware misdrijven. De deelname van slachtoffers is inderdaad een van de grote stappen voorwaarts binnen het internationaal strafrecht, waarvan de katalysator zonder twijfel het Statuut van Rome is geweest. De relevante bepalingen van het Statuut hebben sindsdien een groot aantal hybride en nationale rechtbanken beïnvloed die opgericht of gemandateerd werden om internationale misdrijven te vervolgen. De deelname van de slachtoffers werd zo bijvoorbeeld geïntroduceerd bij het ICD in Oeganda, wat nochtans een common law-rechtbank is waarbij de deelname in strafzaken beperkt is tot een verklaring van het slachtoffer. Echter, de deelname van slachtoffers gaat ook gepaard met uitdagingen, met name wat betreft de vertegenwoordiging door een advocaat. Het ICC heeft herhaaldelijk gebruikgemaakt van de collectieve vertegenwoordiging van slachtoffers, een mogelijkheid die door het Statuut van Rome gecreëerd is. Maar de zaak-Ongwen in Oeganda heeft de beperkingen aangetoond van die aanpak van de organen van het Hof: rechtsbijstand werd in eerste instantie geweigerd aan de slachtoffers die een Oegandese vertegenwoordiger gekozen hadden (meer dan 2600 op dit moment), omdat het Hof het Bureau voor Openbaar Advies voor Slachtoffers verkoos. De moeilijkheden waar de slachtoffers tegenaan lopen bij het ICC kunnen als lessen dienen bij de ontwikkeling van regelgevende kaders van andere rechtbanken. Eén daarvan is het CPS in de CAR, waarvan het ontwerp van het Procedure- en Bewijsreglement ook voorziet in de mogelijkheid van gemeenschappelijke vertegenwoordiging. Echter, de samenstelling van het Speciaal Corps van Advocaten bij het CPS, dat de vertegenwoordiging van zowel beschuldigden als slachtoffers zal garanderen, roept talrijke vragen op, te beginnen met het evenwicht tussen internationale en Centraal-Afrikaanse advocaten, maar ook met betrekking tot de rechtsbijstandsvoorwaarden. De data die ASF verzameld heeft op het terrein brengen inderdaad talrijke problemen aan het licht met betrekking tot de representativiteit van deze advocaten in een context die gekenmerkt wordt door sterke etnische spanningen die zonder twijfel centraal zullen staan bij de werkzaamheden van het CPS. Het is dus cruciaal voor het CPS om bij de uitbouw van zijn activiteiten rekening te houden met deze moeilijkheden. Zo kunnen deze beter opgelost worden, en kan het Hof het gerechtelijke systeem in zijn geheel versterken. Ook al kunnen logistieke en financiële redenen de keuze beperken van de slachtoffers van internationale misdrijven voor hun vertegenwoordiger, de wettelijke vertegenwoordiging moet uiteindelijk gestoeld zijn op een transparante vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt. Deze relatie is cruciaal bij de zoektocht naar rechtvaardigheid, waarvan het ultieme doel zou moeten zijn om een schadevergoeding te voorzien die in verhouding staat tot de geleden schade en gebaseerd is op de wensen en verwachtingen van de slachtoffers. Het parallelle evenement heeft steun ontvangen van de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en van Finland, en was georganiseerd onder de auspiciën van de Werkgroep over de rechten van slachtoffers. >> Download het programma van het parallelle evenement (PDF in het Engels)