Het jaarverslag van AdZG is beschikbaar

Het team van Advocaten Zonder Grenzen is verheugd u haar laatste jaarverslag voor te stellen.

We hebben een lange weg afgelegd sinds AdZG in 1992 werd opgericht door een groep Belgische advocaten. In die 30 jaar tijd hebben honderden mensen bijgedragen om de vereniging te maken tot wat ze vandaag is: een militante organisatie, actief in een tiental landen, die stijdt tegen onrecht, ijvert voor een rechtsstaat gebaseerd op mensenrechten en voor een betere toegang tot het gerecht, dit alles in nauwe samenwerking met talrijke nationale en internationale actoren.

Deze ervaring, de lokale verankering van onze acties en de sterke banden die we hebben gesmeed met mensenrechtenverdedigers uit alle hoeken van de wereld, geven ons de kracht om impactvolle acties te blijven opzetten ten dienste van bevolkingsgroepen in kwetsbare situaties (vrouwen, kinderen, de LGBTQI+-gemeenschap, etnische minderheden, mensen in detentie, mensen in migratiesituaties, enz.)

Maar de uitdagingen zijn talrijk. Overal ter wereld worden middenveldorganisaties en mensenrechtenverdedigers geconfronteerd met zorgwekkende ontwikkelingen en trends: de opkomst van autoritaire regimes, de inkrimping van de burgerlijke ruimte, het groeiende wantrouwen van het publiek in instellingen, toegenomen sociale spanningen, enzovoort.

Mensenrechtenverdedigers werken in een context die hen steeds vijandiger gezind is. De begrippen mensenrechten en rechtsstaat zelf worden in twijfel getrokken. Activisten, advocaten en journalisten die opkomen voor de fundamentele rechten van kwetsbare bevolkingsgroepen worden steeds vaker systematisch het doelwit van onliberaal repressief beleid.

Elke bladzijde van dit rapport getuigt van de kracht van de vlam die degenen drijft die zich inzetten voor de verdediging van de mensenrechten in het hart van onze samenlevingen, met gevaar en risico voor hun eigen vrijheid. Dit verslag is een eerbetoon aan ieder van hen.

ExPEERience Talk #9 – Digitaal voor slachtoffers en gerechtigheid: het Back-up project van de organisatie We are NOT Weapons of War, gepresenteerd door Céline Bardet

  • Wanneer? Donderdag 4 Mei 2023, 1pm (Brussel)
  • Online (Big Blue Button)
  • Taal van de presentatie: Frans

Voor deze 9de ExPEERience Talk verwelkomen we Céline Bardet, oprichtster van de organisatie We are NOT Weapons of War (WWOW) die zich inzet voor de bestrijding van seksueel geweld in conflicten, in het bijzonder tegen verkrachting als oorlogswapen. Zij zal spreken over het belang van – met name juridische – ondersteuning van slachtoffers, maar ook van bewustmaking en belangenbehartiging op mondiaal niveau.

Tijdens deze Talk zal Céline Bardet het ontwikkelingsproces presenteren van het Back Up project, dat in 2018 door WWOW is gelanceerd. Dit project wil de drie grote uitdagingen van verkrachting in oorlogscontexten aankaarten: het onvermogen van slachtoffers om toegang te krijgen tot passende diensten; het gebrek aan coördinatie van de betrokken professionals; en het gebrek aan betrouwbare gegevens over de omvang van seksueel geweld in conflicten. Back Up is een digitale app, toegankelijk op mobiele telefoons, versleuteld en beveiligd, waarmee slachtoffers aangifte kunnen doen en bewijsmateriaal kunnen doorgeven, en betrokken professionals hun diensten beter kunnen coördineren. Na een eerste proeffase wordt Back Up nu ingezet in verschillende landen, waaronder Oekraïne en de Democratische Republiek Congo.

Tijdens deze Talk wordt het ontstaan van het Back Up project gepresenteerd, evenals de ontwikkeling en de werking van de digitale dienst. Welk proces werd gevolgd om er een instrument van te maken dat het best beantwoordt aan de reële behoeften van de slachtoffers en dat gemakkelijk door iedereen kan worden gebruikt, zelfs in de meest fragiele contexten? Hoe kan de veiligheid van de verzamelde gegevens en van de slachtoffers die zich melden, worden gewaarborgd? Hoe kunnen de lokale partners en de slachtoffers zich het instrument in oorlogssituaties eigen maken? Céline Bardet bespreekt de ontwikkelingsmethodologie en de reikwijdte van dit digitale project, dat niet alleen ten dienste staat van de slachtoffers, maar ook van het verzamelen van bewijsmateriaal en gegevens en, uiteindelijk, van belangenbehartiging tegen seksueel geweld in conflicten.

Het proces tegen Thomas Kwoyelo: de openbaar aanklager rondt de voorstelling van de getuigen af

“Elk verder uitstel van dit proces is een smet op ons rechtssysteem” – ICD

Het proces tegen Thomas Kwoyelo werd op 17 april 2023 hervat en zal naar verwachting tot het einde van de maand duren. Het proces vindt plaats bij de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) die zetelt in het Hooggerechtshof in de stad Gulu, Noord-Oeganda.

Na de start van het proces op 24 september 2018 hoorde de rechtbank in maart 2019 de eerste getuigen van de openbaar aanklager en sindsdien vonden er af en toe zittingen plaats in Kampala en Gulu. De meest recente zitting werd gehouden in Gulu tussen 28 november en 15 december 2022, waar 14 getuigen à charge werden voorbereid en voorgesteld om bij te dragen tot de uiteenzetting van de zaak tegen Thomas Kwoyelo, waardoor het totale aantal getuigen à charge tot dusver 48 bedraagt.

In een gesprek met een lid van het team van het Openbaar Ministerie bevestigde men dat de zaak bijna 120 getuigen telt, maar dat deze niet allemaal zullen worden voorgesteld, om herhaling van bewijs en verlenging van het proces te vermijden.

“We kijken naar het beschikbare bewijsmateriaal en kiezen er het beste uit. Sommige getuigen worden ouder en verliezen hun geheugen, terwijl andere zijn overleden. We selecteren diegene wiens getuigenis het meest relevant zal zijn en het meest aan het debat zal bijdragen.

Raadsman Charles Kamuli – lid van het Openbaar Ministerie

Het maatschappelijk middenveld hoopt dat het Openbaar Ministerie de voorstelling van de getuigen in de komende twee weken kan afronden. Zo zal de verdediging dan later in het kwartaal, kunnen starten met de voorstelling van hun eigen getuigen in volgende zittingen, afhankelijk van de beschikbare middelen. Later zal er een zitting zijn voor de slachtoffers waarin de advocaten van de slachtoffers hun eigen getuigen zullen voorstellen.

Thomas Kwoyelo, in 2009 gevangengenomen door de Uganda People’s Defense Forces, is waarschijnlijk een van de langstzittende verdachten in de geschiedenis van het internationale strafrecht. Om ervoor te zorgen dat het proces zijn beloop krijgt, had de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) een planning opgesteld met zittingen om de drie maanden, maar in de praktijk ontbreekt het aan regelmaat. Het Hof verwacht het proces echter binnen anderhalf jaar af te ronden, mits de middelen zoals gepland elk kwartaal worden vrijgemaakt. “Deze vertraging is een smet op de rechterlijke macht als het gaat om justitie”, aldus het hoofd van de ICD, die ook plaatsvervangend rechter is in deze zaak. “De slachtoffers zijn zeer bezorgd, net als de verdachte, die niet wordt berecht zoals het hoort, omdat hij al sinds 2009 in de gevangenis zit. Nu de regering middelen heeft toegezegd, zijn we allemaal vastbesloten om de zaak vooruit te laten gaan”, aldus het hoofd van de ICD.

De verdediging deelt deze visie op de termijn waarbinnen het proces zou kunnen worden afgerond echter niet.

“Gezien het unieke karakter van de zaak hebben getuigen veel tijd nodig om hun verhaal te vertellen en hun verhaal te delen, je kunt niet zeggen hoe lang dat verhaal is, ze hebben tijd nodig. Het kost tijd om een getuige te vragen zich een pijnlijke beproeving van 20 jaar geleden te herinneren, wat vaak leidt tot een psychische inzinking tijdens het denkproces. In dergelijke situaties kan de rechtbank niet doorgaan en moet ze worden verdaagd om de getuige de tijd te geven om tot rust te komen en te kalmeren.

Mr Evans Ochieng, advocaat van de verdediging

Het proces verloopt zeer traag door het gebrek aan financiële middelen voor een proces waarbij zoveel partijen betrokken zijn. Het proces telt vier rechters, vier openbaar aanklagers, vier advocaten van de verdediging, twee advocaten van de slachtoffers en een enorm team van rechtbankmedewerkers, waaronder het IT-team dat de videoverbindingen tot stand brengt, de assessoren, het tolkenteam, de griffiers, de rapporteurs, het documentatieteam, het mediateam, enz.

“Het is moeilijk te voorspellen wanneer de zaak afgerond wordt, vooral in situaties als deze, waarbij er dit kwartaal middelen zijn, maar waarbij niemand zeker weet of dit ook het volgende kwartaal het geval zal zijn.”

Mr Evans Ochieng, advocaat van de verdediging

Volgens het principe van positieve complementariteit moeten nationale instellingen zoals de afdeling voor internationale misdrijven van het Hooggerechtshof (ICD – International Crimes Division of the High Court) in Oeganda over de nodige capaciteit beschikken om internationale misdrijven effectief en efficiënt te onderzoeken en te vervolgen in het kader van het Statuut van Rome. ASF heeft de ICD dan ook ondersteund bij het uitbouwen en ontwikkelen van hun capaciteit. Zo verleende ASF technische ondersteuning bij de uitwerking van de regels rond procedures en bewijsvoering van de ICD en de richtlijnen voor het beheer van het register. ASF is ook betrokken geweest bij de capaciteitsopbouw bij het Hof, het ondersteunen van de advocaten van de slachtoffers en het versterken van de participatie van de slachtoffers in het algemeen. Om de duurzaamheid van deze inspanningen te verzekeren heeft ASF, samen met haar partner ICTJ, een studie ondernomen die heeft geleid tot de uitwerking van een gerechtelijk naslagwerk, dat een gezaghebbende bron is van praktijken en procedures voor de vervolging van internationale misdrijven. De steun van ASF heeft het Hooggerechtshof, een relatief jonge instelling, in vele opzichten geholpen om volgens de vereiste internationale normen te werken, waardoor haar vermogen om haar mandaat uit te voeren, alsook haar internationale geloofwaardigheid en erkenning werden versterkt.

De strategie van ASF inzake transitionele justitie plaatst de slachtoffers centraal bij de gerechtelijke processen en dit is de drijfveer van al onze interventies. In samenwerking met lokale organisaties zoals de Foundation for Justice and Development Initiative (FJDI), Gulu Women Economic Development and Globalization (GWED-G) en de slachtofferraden, voerden we bewustmakingsactiviteiten uit waarbij informatie over het proces wordt verspreid en waarbij we feedback van de bevolking verzamelen over de organisatie van het proces. Er worden ook radio-uitzendingen georganiseerd, waarin ambtenaren van het Hof en andere belanghebbenden belangrijke kwesties in verband met het proces bespreken en waarin leden van de slachtoffergemeenschappen kunnen inbellen en hun mening kunnen geven over de voortgang van het proces en de volgende stappen. Dit moet ervoor zorgen dat de slachtoffers desgewenst voldoende informatie over het proces krijgen, maar ook dat hun standpunten worden doorgegeven om de gerechtsfunctionarissen te informeren over wat zij denken en ervaren van het hele proces.

ASF is verheugd over de goedkeuring door de Oegandese regering van het Nationaal beleid voor Transitionele Justitie, een uitgebreid en essentieel kader dat ontworpen is om mensenrechtenschendingen uit het verleden aan te pakken om gerechtigheid, verantwoording en verzoening te bevorderen, wat essentiële pijlers zijn voor het bereiken van duurzame vrede. Er moet echter meer vaart worden gezet achter de uitvaardiging van wetgevende instrumenten om dit beleid operationeel te maken en ervoor te zorgen dat slachtoffers recht wordt gedaan.

Slachtoffers worden altijd geconfronteerd met levensbedreigende problemen die dringende en onmiddellijke aandacht vereisen. Sommige slachtoffers hebben bijvoorbeeld schotwonden opgelopen, die uitgebreide operaties en revalidatie vereisen. Andere slachtoffers van seksueel geweld hebben medische hulp nodig bij voortplantingsproblemen en andere blijvende gevolgen van het geweld, alsmede psychosociale hulp om hun trauma te verwerken.

Ook de maatschappelijke integratie en integratie in gezinnen van in gevangenschap geboren kinderen en de reïntegratie van hun moeders, die binnen de gemeenschappen worden gestigmatiseerd, vormt een probleem. Zozeer zelfs dat de slachtoffers en hun kinderen soms gedwongen worden om hun gemeenschappen te verlaten en zich in stedelijke centra en steden proberen te vestigen. Geconfronteerd met dit stigma en de moeilijke levensomstandigheden hebben sommige overlevenden zelfmoord gepleegd of kampen ze met zelfmoordgedachten.

Bij gebrek aan enige tussentijdse bijstand om de langetermijneffecten van het geweld en de mensenrechtenschendingen waaronder ze te lijden hadden, aan te pakken, vrezen de slachtoffers dat tegen de tijd dat er gerechtigheid komt, velen van hen al dood zullen zijn en dat gerechtigheid dus haar doel niet zal bereiken.

Deze Policy Brief werd geschreven door Jimmy Wamimbi van ASF Oeganda, met waardevolle hulp van Faridah Kyomuhangi, Simon Mallet, Irene Winnie Anying en Valérie Arnould.

Voorstellingen van hekserij en de gerechtelijke behandelingan van de inbreuken op kwakzalverij en hekserij in de Centraal-Afrikaanse Republiek

Pénalisation des Pratiques de charlatanisme et sorcellerie en République centrafricaine

Hekserij is alomtegenwoordig

In de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) is hekserij alomtegenwoordig: het domineert en bepaalt het dagelijkse leven van de bevolking, vooral op het platteland. Hekserij maakt integraal deel uit van de Centraal-Afrikaanse gebruiken en biedt een verklarend kader voor onverwachte gebeurtenissen of tegenslagen in het leven, zoals overlijdens, ziektes, ongevallen, tegenslag op het werk of op school, enz. De opeenvolgende crisissen die het land sinds 2013 hebben geteisterd, hebben er trouwens voor gezorgd dat hekserij vaker als verklaring gegeven wordt, net als de steeds sterkere betrokkenheid van religieuze instanties in de “strijd” tegen de hekserij (een “strijd” die vooral steunt op gewelddadige uitdrijvingen).

In het Centraal-Afrikaanse strafwetboek worden in artikelen 149 en 150 “kwakzalverij of hekserij die de openbare orde kan verstoren of schade kan toebrengen aan personen of goederen” veroordeeld, met name praktijken die “ernstige letsels of blijvende invaliditeit” of “de dood” veroorzaken. Beschuldigingen van hekserij, gebaseerd op deze twee vage en onnauwkeurige artikelen, zijn legio en leiden vaak tot een uitbarsting van geweld door een woedende menigte tegenover de beschuldigde: uitsluitingen, lynchpartijen of zelfs, in het ergste geval, executies. De beschuldigingen worden gebruikt om mensen te verwijderen die ongewenst zijn geworden in de gemeenschap en treffen onevenredig veel kwetsbare en geïsoleerde personen, vooral oudere vrouwen.

De gerechtelijke behandeling van de inbreuken op kwakzalverij en hekserij

De juridische vaagheid rond de inbreuken wordt door de meeste actoren in het Centraal-Afrikaanse rechtsstelsel erkend en is een voedingsbodem voor willekeurige beslissingen. Bij de behandeling van rechtszaken rond kwakzalverij en hekserij zijn rechters geneigd te vertrouwen op hun eigen overtuigingen en geloof. Gezien de moeilijkheid om materieel bewijs voor hekserij te leveren, beschouwen de meeste gerechtelijke actoren de bekentenis van de beschuldigde als het “summum der bewijzen”, ongeacht de motieven van de beschuldigde voor het afleggen van de bekentenis, die vaak wordt afgelegd om de samenleving te sussen en/of om zichzelf te beschermen. Bovendien wegen de maatschappelijke druk van de gemeenschap en de zogenaamde bescherming van de openbare orde, die als hoger beginsel wordt ingeroepen, zwaar op de besluitvorming van rechters en vertekenen ze zelfs de rechtspraak om de meerderheid van de bevolking tevreden te stellen.

Justitie kan trouwens geen bescherming en reïntegratie garanderen van degenen die van hekserij worden beschuldigd. Door iemand voor kwakzalverij en hekserij te vervolgen, bevestigt de rechtbank de realiteit van de hekserij en blijft de veroordeelde kwetsbaar voor verdere veroordelingen en zelfs voor verder geweld (zelfs na vrijlating uit de gevangenis). Justitie heeft ook tot gevolg dat de alomtegenwoordigheid van het risico van hekserij wordt geformaliseerd, wat bijdraagt tot de levendigheid van dit soort discours. In geval van vrijspraak kan de bevolking, die de rechterlijke macht meestal wantrouwt, proberen het recht in eigen hand te nemen, indirect aangemoedigd door de kennelijke passiviteit van de gerechtelijke instellingen bij de aanpak van het geweld tegen beschuldigden.

Actie van ASF en haar partners

Sinds 2021, treden ASF en haar partners (Centre pour la promotion des droits de l’enfant (CPDE), Organisation des Jeunes leaders du développement (OJLD), Maison de l’enfant et de la femme pygmée (MEFP) en Défis et Objectifs Centrafrique (DOC)), dankzij de steun van de Europese Unie, op in het hart van het staats- en gemeenschapsrecht door de toegang tot justitie en de verdediging van vrouwen die worden beschuldigd van kwakzalverij en hekserij aan te moedigen. Bovenstaande opmerkingen zijn afkomstig uit de studie “Les représentations sorcellaires et traitement judiciaire de l’infraction des Pratiques de Charlatanisme et de Sorcellerie en RCA”. Deze studie werd uitgevoerd in opdracht van Advocaten Zonder Grenzen in het kader van het project ” Contribuer au respect durable du droit au procès équitable et des droits inhérents à la personne humaine pour les femmes accusées de sorcellerie en RCA”, om de acties en toekomstige interventies van de organisatie op dit gebied verder te onderbouwen.

Consolideren van de discussies over transitionele justitie: het debat over de toegang tot landrechten in de subregio Acholi

Dit artikel is overgenomen van het jaarverslag 2021 van Avocats Sans Frontières.

De voorbije jaren hebben talrijke en aanhoudende conflicten over landgebruik en -eigendom in de subregio Acholi geleid tot hevige discussies onder de Oegandese bevolking. Tijdens de discussies over dit onderwerp werd echter te vaak verzuimd om het op te nemen in het bredere debat over transitionele justitie.

Deze landconflicten vinden hun oorsprong meestal in de nasleep van de oorlog tussen de Oegandese regering en de rebellen van het Lord’s Resistance Army (LRA) van 1987 tot het staakt-het-vuren van 2006. In die periode richtten de rebellen van het LRA zich op burgers en pleegden ze aanvallen op scholen, openbare plaatsen en gemeenschappen. Dit leidde tot massale verplaatsing van de plaatselijke bevolking naar vluchtelingenkampen, de zogenaamde kampen voor binnenlandse ontheemden (IDP’s). Door de omvangrijke ontheemding en de dood van ouderen in die periode zijn de plaatselijke gemeenschappen hun landeigendom verloren.

Toegang tot land speelt echter een cruciale rol bij het herstel van de gevolgen van dergelijke conflicten en het is dan ook echt nodig een verband te leggen tussen landrechten en de doelstellingen van transitionele justitie zoals restitutie. In het beleid van 2019 voor transitionele justitie (National Transitional Justice Policy) wordt erkend dat landconflicten in door conflicten getroffen gemeenschappen individueel of collectief moeten worden gelenigd.

ASF onderzocht de toegang tot landrechten en transitionele justitie in Noord-Oeganda om de aard van de rechtspleging die mensen in de subregio Acholi hebben ondernomen om hun landrechten op te eisen, vast te stellen. Aan de hand van een zuiver kwalitatieve methode werd in het onderzoek vastgesteld dat slachtoffers van landconflicten gebruik maken van wettelijke of traditionele mechanismen om hun recht te halen, maar dat ze er niet in slagen landgeschillen op bevredigende wijze en in der minne te regelen. In veel gevallen zijn de toegang tot justitie en de gerechtelijke resultaten afhankelijk van de sociale status van het individu. Voor vrouwen en jongeren is het moeilijker om bevredigende oplossingen te vinden omdat ze kwetsbaarder zijn.

ASF pleit voor een brede strategie rond restitutie van land die deel uitmaakt van het bredere proces van transitionele justitie. Dit omvat de pijlers van transitionele justitie: erkenning van het geleden onrecht, waarheidsvinding, onderzoek en documentatie. Het is van cruciaal belang dat de inspanningen worden opgevoerd om ervoor te zorgen dat de landrechten in de terugkerende gemeenschappen volledig worden gerespecteerd, gehandhaafd en hersteld. Bovendien roept ASF de regering van Oeganda op om de processen van landaankoop voor multinationale bedrijven en investeerders opnieuw te definiëren op een manier die transparant is, waarbij elke partij zijn verantwoordelijkheid opneemt en waarbij de lokale gemeenschappen worden betrokken om het wantrouwen te verminderen en het vertrouwen in de lopende ontwikkelingsinitiatieven in de regio te helpen opbouwen.

Schadeloosstelling voor slachtoffers van internationale misdaden in de Democratische Republiek Congo, een belangrijke uitdaging in de strijd tegen straffeloosheid

ASF is al bijna 15 jaar actief in de strijd tegen straffeloosheid en voor internationale gerechtigheid in de Democratische Republiek Congo (DRC). In de afgelopen periode was de organisatie al getuige van heel wat vooruitgang op dat vlak, maar toch betreurt ze dat de ingezette middelen niet altijd opgewassen zijn tegen de uitdagingen.

Terwijl de conflicten voortduren, de vraag van de burgers naar gerechtigheid dringend blijft en de processen en veroordelingen elkaar opvolgen, ondervinden de slachtoffers namelijk nog steeds heel wat moeilijkheden om de schadeloosstelling te ontvangen die hen door de rechtbanken en hoven toegekend zijn. Deze al dan niet economische schadeloosstellingen worden nochtans gezien als fundamenteel voor een reële verzoening in de DRC. Tot op vandaag is, ondanks een bedrag van bijna 28 miljoen USD dat aan meer dan 3.300 slachtoffers toegekend werd, slechts één besluit tot schadeloosstelling gedeeltelijk uitgevoerd.

Naast deze verbazingwekkende vaststelling, zorgt ook de vorm van de schadeloosstelling voor twee grote problemen. De schadeloosstelling kan ten eerste alleen bij rechterlijke beslissing toegekend worden, waardoor de rechtstoegang voor veel slachtoffers ingeperkt wordt. Verder voorziet de Congolese wetgeving alleen in geldelijke en individuele schadeloosstelling.

De aard van de gepleegde misdaden, de veroorzaakte schade en de gevolgen ervan voor grote delen van de bevolking vereisen een passende reactie. ASF is van mening dat het Congolese rechtssysteem momenteel niet voldoet aan de vereisten voor processen voor internationale misdaden. Zo voorziet het internationale strafrecht in de mogelijkheid om collectieve en niet-geldelijke schadeloosstelling toe te kennen, bepalingen die nog steeds niet in de nationale wetgeving opgenomen zijn.

ASF neemt deze uitdagingen vandaag ter harte via het project “Poursuivre la lutte contre l’impunité des crimes graves commis en RDC / Voortzetting van de strijd tegen straffeloosheid voor ernstige misdaden begaan in de DRC”, gefinancierd door de Europese Unie , uitgevoerd in partnerschap met RCN Justice et Démocratie en Trial International.

Dankzij de samenwerking van ASF en haar partners met advocaten van de balies van Noord-Kivu, Ituri en Maniema, hebben meer dan 500 slachtoffers van internationale misdaden in 2020 kunnen genieten van rechtsbijstand. Om ervoor te zorgen dat deze mensen de best mogelijke dienstverlening ontvangen, hebben ASF en haar partners een opleiding georganiseerd voor advocaten over het thema van de schadeloosstellingen/herstelbetalingen en de uitvoering ervan, alsook een opleiding voor de organisaties van het maatschappelijke middenveld over het inzamelen van gegevens op het vlak van internationale misdaden.

Tenslotte heeft ASF, naast bewustmaking bij slachtoffers van internationale misdaden, in 2020 ook aan pleitbezorging gedaan om de niet-uitvoering van de vonnissen ten gunste van de slachtoffers vanwege de Congolese staat, aan de kaak te stellen.

Volgens ASF is er dringend nood aan een grondige herziening van de plaats die aan slachtoffers en schadeloosstelling gegeven wordt in de vele internationale rechtszaken die in de DRC plaatsvinden. Want indien deze uitdagingen niet aangepakt worden, dan komt het volledige proces van de transitionele justitie in het land in het gedrang. Nochtans is het welslagen van dit proces van fundamenteel belang om de bevolking in staat te stellen hun vertrouwen in de instellingen terug te vinden en een echte nationale verzoening in het vooruitzicht te stellen.

Oeganda neemt Beleid op Overgangsjustitie aan

Op 17 juni 2019 kondigde de Oegandese regering aan dat het Nationale Beleid op Overgangsjustitie (NBOJ) werd aangenomen, nadat het proces om het beleid op te stellen en aan te nemen tien jaar had geduurd. De officiële publicatie van het Beleid kwam er in september. Met het aannemen van het Beleid komt de regering gedeeltelijk haar engagementen na aangaande verantwoording en verzoening. Deze werden aangegaan tijdens het vredesproces van Juba dat in 2006 van start ging. Ook komt de regering zo haar grondwettelijke verplichtingen na. In het algemeen voorziet het NBOJ in het juridisch en institutioneel raamwerk voor de onderzoeken, vervolgingen, processen binnen het formele systeem, schadevergoedingen en alternatieve aanpakken voor justitie. Deze onderwerpen zijn samengebracht binnen vijf prioritaire thema’s: formele justitie, traditionele justitie, natievorming, amnestie en schadevergoedingen. Verwacht wordt dat het NBOJ zal helpen om vrede, stabiliteit en sociale cohesie te bewerkstelligen. Waarom is een Nationaal Beleid op Overgangsjustitie belangrijk? Het aannemen van het NBOJ geeft hoop, in het bijzonder aan de slachtoffers die al twee decennia in onzekerheid worden gehouden over of, waar en hoe de tegen hen begane misdaden zouden behandeld worden. Bijkomend geeft het ook een – weliswaar vaag – overzicht van hoe de relevante belanghebbenden zouden kunnen bijdragen aan de uitvoering van het beleid. Het Beleid geeft specifiek aan dat waar de regering de juiste voorwaarden voor zijn uitvoering zal voorzien, het Beleid toch zal uitgevoerd worden met een multi-sectoriële, multi-dimensionele aanpak die gestoeld is op samenwerking tussen verschillende belanghebbenden. Financiering zal van de overheid komen maar ook van niet-gouvernementele actoren zoals ontwikkelingspartners, de private sector en middenveldorganisaties. De lange weg tot de Beleidstekst De ontwikkeling van het NBOJ komt voort uit een initieel breed, consultatief, participatief en inclusief proces dat geïnformeerd was door studies en onderzoeken die uitgevoerd waren door de Justice Law and Order Sector (JLOS), en door consultaties met en door middenveldorganisaties. Meer inspanningen werden geleverd om standpunten en bijdragen van het middenveld te verzamelen via de Werkgroep Overgangsjustitie, een initiatief van de JLOS tijdens de eerste fase van het opstellen van het beleid. In latere fases echter werd de Werkgroep Overgangsjustitie omgezet in een plenaire vergadering die beperkt werd tot overheidsambtenaren, waardoor middenveldorganisaties uitgesloten werden van het proces. Om het momentum voor beïnvloeding te behouden, ondernamen middenveldorganisaties initiatieven om consultatieve gesprekken te houden binnen hun netwerken en om feedback te geven aan de JLOS. Ze pleitten voor het aannemen van het beleid door platformen te voorzien voor belanghebbenden, met inbegrip van het Greater North Parliamentary Forum voor parlementsleden, en zetten druk om de ontwikkeling van het NBOJ te versnellen. Wat nu? Als het NBOJ zijn doelstellingen wil behalen, is het belangrijk dat zijn uitvoering niet langer uitgesteld wordt en dat sommige onderdelen van het beleid verduidelijkt worden. Ten eerste moet het Ministerie van Binnenlandse Zaken, toevertrouwd met de leiding over de uitvoering van het beleid, een effectieve coördinatiestructuur opzetten die bevoegd is om beleidskeuzes over verschillende sectoren heen te implementeren en om de respectieve bijdragen van de verschillende actoren die betrokken zijn bij de implementatie te coördineren. In het bijzonder moet deze coördinatiestructuur de deelname van middenveldorganisaties organiseren, aangezien deze een sterke en betrouwbare verbinding hebben opgebouwd met de begunstigden van het beleid in post-conflictgebieden, in het bijzonder met slachtoffers van mensenrechtenschendingen. Ten tweede laat het beleid, dat weliswaar een algemeen raamwerk is, een aanzienlijk deel van zijn uitvoeringsmodaliteiten afhangen van het aannemen van een aantal complementaire wetten. Zo maakt het Beleid onder andere van het aannemen van een Overgangsjustitiewet, en wetgeving op Getuigen- en Slachtofferbescherming, Overgangsjustitiemechanismes, en volledige schadevergoedingen, noodzakelijke voorwaarden voor zijn eigen uitvoering. Gezien het ellenlange proces dat het aannemen van het beleid voorafging, zouden nog meer bureaucratische vertragingen alleen maar bijdragen aan een algemeen gevoel van gelatenheid onder belanghebbenden binnen overgangsjustitie, in het bijzonder bij de slachtoffers. Tot slot blijft het onderdeel van het beleid over schadevergoedingen behoorlijk vaag. Het idee van een fonds voor schadevergoedingen, dat in eerdere versies van het beleid nog vermeld was, is nu uit de definitieve tekst gelaten. De NJOB verwijst nu immers naar een ‘geconsolideerd fonds’ zonder verdere details. Het beleid zegt verder niks over de kwestie van schadevergoedingen die door de rechtbank aan slachtoffers van wreedheden toegekend worden, noch over de concrete middelen voor slachtoffers om langs gerechtelijke weg schadevergoeding te bekomen (met inbegrip van, maar niet beperkt tot financiële compensatie). Schadevergoedingen over het hoofd zien zou de doelstellingen van het Beleid in het gedrang brengen. Slachtoffers in Oeganda hebben inderdaad duidelijk gemaakt dat zij van alle resultaten van hun deelname aan de verantwoordingsprocessen het meest van al schadevergoeding verwachten. Het ontbreken van enig perspectief op een schadevergoeding zal dus waarschijnlijk de voornaamste motivatie voor slachtoffers wegnemen om deel te nemen aan de strafprocedure, of zelfs aan alle mechanismes voor overgangsjustitie die er in de toekomst nog zouden komen.

Getroffen gemeenschappen zijn het moe in de zaak Thomas Kwoyelo

Kampala, 16 mei 2019 – In Oeganda geeft ASF al jarenlang onafgebroken steun aan de gemeenschappen die slachtoffer zijn geworden van de misdaden waarvoor Kwoyelo door de International Crimes Division (ICD) berecht wordt. In april leidde ASF de gezamenlijke inspanningen samen met de Raad van Slachtoffers, de Griffie van de ICD en het International Center for Transitional Justice (ICTJ) om de gemeenschappen van de slachtoffers op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen in het proces, en intussen ook hun meningen te verzamelen en over te brengen aan de relevante instanties.

Tijdens de verschillende bijeenkomsten in de gemeenschappen in Obiangic, Abera, Lamgoi, Perecu en Pabbo betreurden veel deelnemers het gebrek aan informatie over de ontwikkelingen in de zaak. Terzelfdertijd toonde een substantieel aantal onder hen een afnemende interesse in de zaak. Een van de deelnemers verwoordde het als volgt:

“Deze bijeenkomst is niet belangrijk voor ons. Wij willen enkel de resultaten van het proces horen. Dit proces is nu al zo lang aan de gang. Het zou snel klaar moeten zijn zodat wij compensatie krijgen voor het leed dat we geleden hebben.”

Het lijkt erop dat deze houding voortkomt uit een gebrek aan directe betrokkenheid bij de zaak en uit de lange duur van het proces, dat in juli 2011 begon. De wettelijke waarborgen in de verschillende statuten die voorzien in de deelname van slachtoffers riskeren betekenisloos te worden als men niet aan deze zorgen tegemoetkomt.

Het feit dat de slachtoffers blijven lijden onder de nasleep van het conflict (wezen worden aan hun lot overgelaten, fysieke en mentale handicaps, etc.) maakt het risico alleen maar groter dat de waarde van juridische processen afneemt in hun ogen, omdat ze deze niet langer zien als mogelijke pistes om de situatie van de slachtoffers te verbeteren. Terwijl ze een belangrijke toevoeging kunnen zijn voor waarheidsvinding en inspanningen richting rechtvaardigheid, toch zijn tussentijdse maatregelen, projecten en interventies vanwege de overheid en niet-gouvernementele actoren ofwel onvoldoende ofwel ineffectief geweest om de meest basale noden van de slachtoffers te lenigen.

Terwijl de roep om verantwoording weerklinkt in veel gemeenschappen van de slachtoffers, worden hun bezorgdheden rond schadevergoedingen ook voortdurend opgebracht: wie zal een schadevergoeding ontvangen, wie zal deze betalen en welke vorm zal ze aannemen?

Naast wettelijke rechten kunnen strafrechtelijke processen enkel hun herstellende en genezende rol verwezenlijken als slachtoffers en hun gemeenschappen ze als betekenisvol ervaren. In dit geval kan dit gedaan worden door:

  1. te verzekeren dat er constante en betekenisvolle interactie is tussen de slachtoffers en hun juridische adviseurs, aangezien deze laatsten hun deelname aan het proces verzekeren;
  2. goed om te gaan met de verwachtingen van de slachtoffers met betrekking tot deelname aan het proces en te verzekeren dat slachtoffers begrijpen hoever hun eigen mogelijkheden reiken in het justitieproces voor de ICD: dit houdt ook in dat de ICD en de Oegandese regering bepaalde relevante aspecten van slachtofferdeelname verduidelijken, zoals hun recht op schadevergoeding;
  3. de mogelijkheden van slachtoffers bevorderen om hun recht op deelname uit te oefenen: voorgestelde inspanningen zijn onder andere het fysiek bijwonen van het proces door de slachtoffers door hun vertegenwoordigers om de voortgang van de rechtszaak te volgen;
  4. beter tussentijdse steun te geven aan slachtoffers: tijdens het proces is er nood aan betekenisvolle, effectieve en holistische tussentijdse inspanningen om slachtoffers te steunen daar waar het er het meeste toe doet voor hen. Hiervoor blijft ASF pleiten voor het aannemen van de ontwerptekst van de Transitional Justice Policy.

Wettelijke bepalingen met betrekking tot slachtofferdeelname en het overnemen van internationale strafrechtelijke principes in het nationale Oegandese rechtssysteem hebben ongekende mogelijkheden gecreëerd voor slachtoffers om hun recht te halen in Oeganda. Aangezien deze voor het eerst gebruikt worden in het Kwoyelo-proces, is het cruciaal dat de juiste precedenten gecreëerd worden zodat het recht van slachtoffers op procesdeelname gezien kan worden als een betekenisvol onderdeel van de inspanningen voor overgangsjustitie in het land.

Foto’s © ASF

Thomas Kwoyelo in Oeganda: een proces voor de geschiedenisboeken

Kampala, 20 september 2018 – Op maandag 24 september zal de Divisie voor Internationale Misdaden (ICD) het hoofdproces in de zaak Thomas Kwoyelo openen. Deze zaak is de eerste ooit die door een nationale rechtbank behandeld wordt in het conflict tussen het Verzetsleger van de Heer (LRA) en de Oegandese overheid. Romain Ravet, landelijke directeur voor ASF in Oeganda, maakt zich zorgen over de mogelijkheid voor slachtoffers om deel te nemen aan het proces en over het gebrek aan overheidssteun voor de ICD. Wie is Thomas Kwoyelo? Waarover gaat deze zaak? Romain Ravet: Thomas Kwoyelo, alias Latoni, is een voormalige LRA-bevelhebber die zich in 2009 heeft overgegeven aan het Oegandese leger. Volgens het openbaar ministerie was hij lid van het Verzetsleger van de Heer onder leiding van Joseph Kony en klom hij binnen dat LRA op tot de graad van ‘kolonel’. Kwoyelo leidde tussen 1993 en 2005 een reeks aanvallen op het dorp Abera en de Pagak- en Pablo-kampen voor binnenlandse ontheemden in wat vandaag het Amuru-district is. De aanvallen resulteerden in ontvoeringen, moordpartijen, verminkingen en het folteren van tientallen mensen, waaronder vrouwen en kinderen. In 2011 kende het Grondwettelijk Hof amnestie toe aan Kwoyelo maar in 2015 trok het Hooggerechtshof dit in en besloot het dat hij zou berecht worden voor de daden die hij had begaan buiten de ‘bevordering van oorlog’. Sindsdien was zijn zaak hangende bij de Divisie voor Internationale Misdaden, de nationale rechtbank in Oeganda die bevoegd is voor misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. De zaak begon in 2011. Waarom duurt ze zo lang? R.R.: Ten eerste was de amnestiekwestie zeer complex om mee om te gaan. In 2000 werd een wet aangenomen (die nadien ook hernieuwd werd) om amnestie toe te kennen aan alle LRA-soldaten die hun wapens neerlegden. Deze wet was cruciaal voor het ondermijnen van het LRA en om het vredesonderhandelingsproces op gang te brengen. Echter, de wet botste met verschillende bepalingen van de ICC-wet en van de Oegandese grondwet, aangezien ze een allesomvattende amnestie voorzag voor alle daden begaan tijdens het conflict, met inbegrip van misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. Het debat raakte een gevoelige snaar en raakte verstrikt in het klassieke vrede-versus-rechtvaardigheid-dilemma. Het duurde verschillende jaren voordat het Hooggerechtshof de juridische aspecten kon uitklaren en een uitzondering op de amnestie kon maken voor specifieke misdaden. Ten tweede is deze zaak de allereerste die ooit wordt berecht onder de Procedure- en Bewijsregels van de ICD. Dit zijn een speciale reeks regels die de ICD aan de standaarden van internationale rechtbanken wil doen beantwoorden. Als ondertekenaar van het Statuut van Rome beantwoordt de ICD aan het principe van complementariteit, wat wil zeggen dat het in staat moet zijn om genocidezaken, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid te behandelen volgens dezelfde standaarden als het Internationaal Strafhof (ICC). De zaak sleept lang aan omdat ze tot volstrekt nieuwe situaties leidt voor de ICD. In 2016 begon de ICD met de voorbereiding van het proces, een eerste fase waarin “grondige redenen om te geloven” in de tenlastelegging van het openbaar ministerie worden uiteengezet. Dit is moeilijker dan het klinkt, omdat de tenlastelegging tegen Kwoyelo gebaseerd is op internationaal recht, wat de toepassing voor een nationale rechtbank betwistbaar maakt. Evenzo kende de rechter in het voorbereidende proces in 2016 aan de beweerde slachtoffers van Kwoyelo het recht toe om deel te nemen aan alle fases van de procedure. In een land waar het strafrechtelijk systeem in essentie draait rond de verdachte, betreedt men met deze uitspraak nieuwe paden waarvoor geen uitgestippelde route bestaat: de ICD moet innoveren en haar eigen precedenten scheppen. Echter, het voorbereidende proces heeft aangetoond dat de ICD de middelen ontbeert om deze taak ten volle uit te voeren. Zo zijn de rechters in dit Hof niet voltijds benoemd voor dit werk. De rechter in het voorbereidende proces moet haar taak combineren met het dagelijkse management van het High Court van Mbale, wat zes uur rijden is van Kampala. Daarbij komt dat de ICD nieuwe concepten moet implementeren, zoals de deelname van slachtoffers, wat toegang vereist tot specifieke technische en materiële hulpbronnen. Ondanks inspanningen van internationale ngo’s en ontwikkelingspartners, blijven deze hulpbronnen beperkt.
Gemeenschapsdialoog georganiseerd door ASF rond het aankomende proces © ASF/R. Ravet
Wat zal er nu gebeuren? R.R.: Op 30 augustus bevestigde de ICD de 93 beschuldigingen van misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden en andere alternatieve misdaden tegen Kwoyelo. Zijn zaak wordt nu behandeld door een panel van drie rechters. Dit is wat de ICD het “hoofdproces” noemt. De rechtbank moet nu de bewijzen onderzoeken om Kwoyelo’s schuld “beyond reasonable doubts” vast te stellen. Als ASF maken wij ons vooral zorgen over de effectiviteit van het recht van de slachtoffers om deel te nemen aan het hoofdproces. Dit recht heeft twee belangrijke componenten: de deelname van de slachtoffers aan de hoorzittingen, en de mogelijkheid voor de slachtoffers om schadevergoeding te vragen als de beschuldigde veroordeeld wordt. ASF ondersteunt twee advocaten die door de rechtbank aangesteld zijn om de slachtoffers te vertegenwoordigen. We hebben voor 98 slachtoffers verzoekschriften ingediend om deel te nemen aan het proces, maar de goedkeuring daarvan is nog hangende. We ondersteunen de advocaten ook bij hun communicatie met de slachtoffers om hen op de hoogte te houden over het proces en om hun verwachtingen in kaart te brengen. Slachtoffers willen heel graag deelnemen aan het proces, maar hun deelname doet vragen rijzen met betrekking tot materiële facilitering en veiligheid. ASF geeft ook technische bijstand aan de rechtbank en heeft het maatschappelijke middenveld gemobiliseerd om sommige van deze noden te lenigen, maar we kunnen niet in de plaats van de overheid de uitspraak uit het voorbereidende proces van 2016 implementeren. Wat de verwachtingen betreft, toont ons onderzoek aan dat slachtoffers vooral schadevergoedingen verwachten. Het verantwoordingsaspect is ondergeschikt voor hen, aangezien gemeenschappen verdeeld blijven over deze zaak. Veel mensen in Noord-Oeganda hebben nog steeds sympathie voor de LRA-zaak (wat niet betekent dat ze hun misdaden goedkeuren) en nog meer mensen zijn sceptisch over de relevantie van het terechtstaan van Kwoyelo binnen het formele justitiesysteem; sommigen zouden liever zien dat hij de traditionele Acholi-rituelen van verzoening en bestraffing ondergaat. Daarom zijn de slachtoffers hoofdzakelijk geïnteresseerd in vergoeding voor het leed dat ze ondergaan hebben. ASF heeft de Richtlijnen voor door de rechtbank bevolen schadevergoedingen gepubliceerd die alle bestaande wettelijke opties verduidelijken. Er bestaan inderdaad opties, maar als vergoeding afhangt van Kwoyelo’s solventie, dan zal dit aspect virtueel blijven. Zijn er behalve de deelname van de slachtoffers nog uitdagingen voor het proces? R.R.: Natuurlijk! Deze zaak is een proefrit voor de ICD. Ze zal moeten aantonen dat ze de capaciteit heeft om op alle vlakken de internationale standaarden te respecteren. De zaak van het openbaar ministerie steunt hoofdzakelijk op getuigenissen. Zolang de Wet voor de Bescherming van Getuigen en Slachtoffers en de Slachtofferbeschermingsunit niet in werking zijn, wordt het openbaar ministerie in beslag genomen door de veiligheid van de getuigen. En ook de verdediging voelt de gevolgen van een gebrek aan overheidssteun voor de ICD. Kwoyelo’s advocaten vinden het moeilijk om toegang te krijgen tot mogelijke getuigen à décharge en worstelen met problemen als vertaling en tolken. Alle uitspraken, met inbegrip van de bevestiging van de beschuldigingen, zijn in het Engels, een taal die Kwoyelo niet begrijpt. Ook hier probeert het maatschappelijk middenveld te helpen, maar dit is een overheidstaak. Wat beveel je aan naar de toekomst toe? R.R.: De ICD heeft de volle steun van de Oegandese regering en andere belanghebbenden nodig. De magistratuur is bezorgd dat dit proces middelen krijgt die doorsnee processen niet krijgen. Maar dit proces is in al zijn aspecten speciaal. De capaciteit van de ICD om internationale misdaden te berechten zal een direct effect hebben op andere, nog hangende zaken, met name de zaak-Mukulu die enorme implicaties heeft voor de lopende regionale conflicten. Belangrijkst van al is dat veel mensen in Noord-Oeganda op het proces rekenen om te genezen en om verder te gaan met hun leven. De internationale gemeenschap bekijkt ook of de ICD de proef zal doorstaan van complementariteit met het ICC. Zelfs als Kwoyelo veroordeeld wordt, hebben de slachtoffers bijna geen kans om een vergoeding te krijgen tenzij de overheid een speciaal fonds opricht. Een cynisch gerucht verspreidt zich momenteel door Noord-Oeganda dat men beter “een slachtoffer van Ongwen dan van Kwoyelo” was geweest. Dit is een zwartgallige uitdrukking van de frustratie van de slachtoffers, maar het zegt ook veel over de belangen die op het spel staan. Mensen die door dit conflict getroffen werden, leven nog steeds met open wonden, letterlijk en figuurlijk. Hoe men over het conflict spreekt varieert en is complex: slachtoffers geven de overheid in bijna gelijke mate de schuld van hun moeilijke situatie als het LRA. De verhitte debatten en de hoop die er in de vroege jaren 2000 waren, zijn vervangen door pessimistisch discours onder de getroffen gemeenschappen. Mensen wanhopen dat de overheid niet genoeg heeft gedaan om hen te helpen herstellen van het conflict. Het proces is een tweesnijdend zwaard: als het faalt, kan de afstand tussen de bevolking uit het noorden en de regering nog groter worden, maar bij succes kan hun relatie hersteld worden en afronding van de misdaden uit het verleden brengen. Betekenisvolle deelname van de slachtoffers kan de factor zijn die de balans doet overhellen naar deze of gene kant. >> Contacteer Romain Ravet, onze landelijke directeur in Oeganda
Coverfoto © ASF, Gulu, september 2016

Een bedelaar heeft geen keuze

Kampala, 12 juli 2017 – Tussen februari en april 2017 adviseerde ASF slachtoffers van massale gruweldaden in Noord- en Oost-Oeganda over hoe zij het herstellen van de door hen geleden schade zien. Deze consultaties vonden plaats in regio’s getroffen door de rebellengroepering het Verzetsleger van de Heer (LRA). Ze poogden zowel inzicht te verkrijgen in de noden en prioriteiten van de slachtoffers van het LRA met betrekking tot schadeloosstelling, als in hun percepties over de lopende discussies met betrekking tot het overgangsjustitiebeleid. We vroegen landelijk directeur van ASF in Oeganda, om de problematiek toe te lichten. Wat is de belangrijkste bevinding van de studie van ASF, A Beggar has no Choice (Een bedelaar heeft geen keuze)? Romain Ravet: De studie onderstreept de nood die slachtoffers hebben om schadeloos gesteld te worden voor wat zij verloren hebben tijdens de oorlog. Er wordt benadrukt dat ze moeten erkend worden als slachtoffers en dat ze recht hebben op schadeloosstellingen. Tijdens de consultaties kwamen wij tot de jammerlijke vaststelling dat de meeste slachtoffers zichzelf zien als “bedelaars”. Zij zijn geen bedelaars. Zij hebben rechten en moeten ook als dusdanig erkend worden. Niettemin worden zij geconfronteerd met grote onrechtvaardigheden: niet alleen hebben zij geleden onder de misdaden uit het verleden, ook vandaag nog worstelen zij met het dagelijks leven als een resultaat van die vroegere misdaden. Zo hebben veel vrouwen seksueel geweld doorstaan, wat een vreselijk traumatische ervaring is. Maar aangezien zij niet erkend worden als slachtoffers van deze misdaden, kunnen zij niet terugvallen op ondersteuning bij traumaverwerking of bij de zorg van kinderen geboren uit de oorlog of na verkrachting. Dit is erg problematisch, Als niet-erkende slachtoffers van traumatiserende misdaden worden deze mensen gemarginaliseerd in de Oegandese samenleving. Dus, voor alle duidelijkheid, over welke misdrijven heeft u het en hoe zouden deze vergoed kunnen worden? De opstand van de het Verzetsleger van de Heer (LRA) in Noord-Oeganda vond plaats  in 1987 en bleef twee decennia lang voortduren,. In januari 2004 heeft de Oegandese overheid de situatie met het LRA doorverwezen naar het Internationaal Strafhof (ICC). Na een onderzoek door het ICC werden de bevelhebbers van het LRA aangeklaagd voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. Als resultaat van deze wreedheden raakten vele slachtoffers lichamelijk en psychologisch gewond. Er is een dringende behoefte aan psychosociale ondersteuning om hun mentale toestand te verbeteren en om hen in staat te stellen een volwaardig functionerend lid van hun gemeenschap te worden. Er is ook nood aan – onder andere – toegang tot publieke diensten, schoon water, beroepsonderwijs voor hun kinderen, en landbouwgereedschap. Onze studie legt in detail uit wat hun noden zijn en hoe in deze noden voorzien kan worden. Wat veroorzaakt het oponthoud in de implementatie van de schadeloosstellingen voor de slachtoffers van misdaden? Er is een ontwerptekst voor een overgangsjustitiebeleid, die omvattende mechanismes zou moeten creëren voor waarheidsvinding, verzoening, aansprakelijkheid en schadeloosstellingen voor vroegere misdaden, maar deze tekst is nog niet voorgelegd aan het parlement. Niettemin mag dit geen excuus zijn om de slachtoffers hun schadeloosstellingen niet toe te kennen. Aan de hand van verschillende consultaties hebben slachtoffers duidelijk aangegeven wat zij nodig hebben. De overheid, het maatschappelijke middenveld, ontwikkelingspartners en andere betrokken stakeholders zouden naar voren moeten komen om tastbare steun te verlenen aan de slachtoffers. Ontwikkelingsprogramma’s van de overheid zijn de verantwoordelijkheid van de huidige regering naar de burgers toe, en zouden niet gezien moeten worden als schadeloosstellingen. Op welke manier zullen schadeloosstellingen volgens u de waardigheid van de slachtoffers herstellen? Geen enkele vergoeding kan de waardigheid van het slachtoffer volledig herstellen, maar sommige maatregelen kunnen een zekere verlichting brengen. Door gratis onderwijs voor hun kinderen kunnen ze zich een betere toekomst voorstellen, zowel voor zichzelf als voor hun kinderen. Betere gezondheidsdiensten zullen hun lichamelijke pijn verlichten en stellen hen in staat te werken voor de kost. Zo zei een slachtoffer bijvoorbeeld dat ze niet langer kon graven in haar tuin door de fysieke pijn van de schotwonden waar ze nog steeds mee leeft. Ten slotte leven slachtoffers vandaag in een gemarginaliseerde situatie. Er is een dringende noodzaak om hen de kracht te geven om hun stemmen opnieuw te laten horen. de wet is een heel adequate taal om iemands noden en aspiraties te verwoorden. In staat zijn iemands eis te formuleren met juridische argumenten helpt enorm om de eis over te brengen en om begrepen te worden door de spelers die verantwoordelijk zijn voor het garanderen van de mensenrechten. Wij geloven dus dat het cruciaal is om van slachtoffers van wreedheden actieve rechthebbenden te maken, die in staat zijn te functioneren binnen de Oegandese samenleving doordat ze bewust zijn van hun rechten en begeleid worden wanneer ze hun rechten claimen. Wat is de ultieme oproep van ASF aan de Oegandese overheid, het parlement, middenveldorganisaties en ontwikkelingspartners met betrekking tot schadeloosstellingen voor de slachtoffers? ASF zou graag bij de Oegandese overheid, het maatschappelijke middenveld, de ontwikkelingspartners en de betrokken stakeholders pleiten om te luisteren naar de stemmen van de slachtoffers. Ze hebben specifieke noden en een deel van de aangeboden steun sluit niet aan bij hun realiteit. ASF stelt ook voor dat concrete steun op lange termijn in plaats van eenmalige inspanningen wordt aangeboden. *** ASF heeft de deelname van slachtoffers voor de Divisie voor Internationale Misdaden (ICD) van het Oegandese High Court actief bevorderd door een centrale rol te spelen in de ontwikkeling van de Procedure- en Bewijsregels voor het ICD, de ontwerptekst van de wet met betrekking tot de ICD en de ontwerptekst van de Richtlijnen voor de ICD-griffie. Al deze documenten bevatten regels over hoe slachtoffers kunnen deelnemen aan de rechtsgang en hoe ze het best gerepresenteerd kunnen worden voor de rechtbanken. ASF heeft ook nauw samengewerkt met de advocaten van de slachtoffers in de Thomas Kwoyelo-zaak door opleidingen te verstrekken en door het proces bij te wonen. Bovenal heeft ASF direct contact gehad met slachtoffers via voorlichtings- en informatiesessies waar slachtoffers uitgerust werden met kennis over hun rechten.
De studie A Beggar has no Choice werd mogelijk gemaakt door de steun van de MacArthur Foundation